Vieja maculicauda (REGAN 1905)

Tekst Rene Beerlink, foto Bruce Vandeweghe
Etymologie: 

Macula betekent “vlek” en Cauda is latijns voor “staart”. De vis met de vlek op de staart dus. Niet erg nauwkeurig, zou je zo zeggen. Toch is deze benaming minder gebrekkig dan het lijkt. Toegegeven.., bijna iedere M. A. Cichlide draagt wel ergens in zijn ontwikkeling een staartwortelvlek, maar bij weinig soorten is die vlek zó prominent aanwezig als bij V. maculicauda. Niet alleen bij de jonge dieren, maar ook bij adolescenten is de vlek nog helder zichtbaar. Pas bij echt oude exemplaren vervaagt dit kenmerk.

 

Referentie: 

Regan C. 1905. Revision of the Fishes of the American Cichlid Genus Cichlosoma and of the allied Genera. Blz 227

Literatuur: 

-- Baensch H. und Riehl R. Aquarien Atlas band 2, blz 872 -873

-- Bussing W. 2002. The Freshwater Fishes of Costa Rica, blz 380 tm 382

-- Conkel D. 1993. Cichlids of North and Central Amerika

-- Fioole J. 1998. Vieja maculicauda (Regan, 1905)

-- Heijns W. 1979. Cichlasoma maculicauda Regan, 1905. Cichlidae nr. 29

-- Konings A. 1989. Cichlids from Central America

-- McMahan C.D. et al. 2017. Pleistocene to holocene expansion of the black-belt cichlid in Central America, Vieja maculicauda

-- Oldfield R.G. 2004. Saltwater cichlids. Knowledge of salinity tolerance and preference may allow new species combinations and improved husbandry in aquaria

-- Ploegaerd S. et al. 2018. Een zegen in de Delta nulmeting 2018

-- Regan C. 1905. Revision of the Fishes of the American Cichlid Genus Cichlosoma and of the allied Genera. Blz 227

-- Rachow A. 1912. Cichlosoma maculicauda. Blätter fur aquarien und Terarien kunde 23ste jaargang, nr 46

-- Stawikowski R. und Werner U. 1998. Die Buntbarsche Amerikas Band 1, blz 386-389

 

Beschrijving: 

Typesoort van het geslacht Vieja en de Cichlide met het grootste verspreidingsgebied van alle M. Amerikaanse Cichliden. De actie-radius is zelfs groter dan dat van alle andere Vieja's bij elkaar. Daarnaast is Vieja maculicauda één van de weinige M. Amerikaanse Cichliden die zich heeft weten aan te passen aan estuariene milieus. Dit zijn de brakke overgangsgebieden tussen zoet en zout water zoals kustlagunes en mangrovegebieden. De vereiste zouttolerantie die dit soort milieus van organismen vergt, stelde Vieja maculicauda tevens in staat om van riviermonding naar riviermonding te trekken. Dit is de algemeen aanvaarde verklaring voor haar grote verspreidingsgebied.

 

Opvallend hoog gebouwd. De vijf dwarsbanden laat deze vis, met uitzondering van de middelste, zelden zien. Jonge vissen zijn zoals veel andere Midden Amerikaanse Cichliden, kleurloos met transparante vinnen, maar bij het ouder worden krijgen de dieren een prachtig blauw-groen lichaam met een goud-groene rug. Dit gecombineerd met de contrasterende zwarte dwarsband, geflankeerd door een kardinaal rode kop en staart maken deze dieren tot een van de mooiste vissen van Midden Amerika. In de natuur worden ze niet groter dan 30 cm maar in het aquarium zijn exemplaren van wel 40 cm gemeten.

 

Met een dergelijk verspreiding bestaan er uiteraard de nodige varianten. Dieren uit de Rio Cangrejal (Honduras) zijn blauwig met intensieve roodkleuring. Exemplaren uit de Rio Motagua (Guatemala) zijn donker en meer gespikkeld. Van de films van Lee Nuttall kennen we de prachtig rood gekleurde Rio Zapote variant (Costa Rica) met een in de rugvin doorlopende dwarsband, terwijl Vanuit Limón (Costa Rica) dieren zijn ingevoerd zonder of bijna zonder rood-tinten. In Honduras heet deze vis juist Boca Colorada, wat bonte mond betekent en een zinspeling is op de rode lippen. En wie in de Rio Dulce (Belize) gaat vissen, kan daar bijna bruine exemplaren boven water halen. Genetisch gezien verschillen deze varianten echter maar weinig van elkaar. Dit kwam aan het licht tijdens een recent onderzoek van McMahan in 2017 en suggereert dat het huidige areaal pas recentelijk gekoloniseerd is.

 

Ondanks het feit dat V. maculicauda de typesoort is van het geslacht Vieja, is het vreemd genoeg ook een buitenbeentje binnen dit geslacht. Drie van die afwijkende kenmerken zijn reeds genoemd. 1. De geprononceerde staartwortelvlek. 2. Het immense verspreidingsgebied en 3. De osmose regulerende eigenschappen van deze vis. Daar komen nog bij 4. Een kleinere bek dan de andere Vieja's, wat zou kunnen wijzen op een ander voedingspatroon (detrifoor?). 5. Het ontbreken van een lengtestreep en 6. Alsof de vis dit zou willen compenseren, de aanwezigheid van een breedtestreep, waaraan de vis zijn Engelse naam “Blackbelt” te danken heeft.

Herkomst: 
Belize, Guatemala, Honduras, Nicaragua, Costa Rica, Panama.
Verspreiding: 

De Atlantische zijde van Midden Amerika. Alleen in Panama komt zij ook aan de Pacifische zijde voor, wat natuurlijk alles te maken heeft met het Panamakanaal. De meest Noordelijk vindplaats is Golden Stream in Belize. De meest Zuidelijke vindplaats is tot op heden de Rio Shagres, boven Panama stad. We kunnen haar in enkele grote meren aantreffen zoals het Nicaraguameer, maar verder komt zij voornamelijk in de laaglandrivieren voor en dan met name in de getijden-gebieden. Riviermondingen, kustlagunes en mangrove gebieden. Donald Conkel beschrijft vangsten in de Atlantische Oceaan, tot wel 30 km uit de kust van Nicaragua. Deze habitus maakt V. maculicauda ook tot een estuarien organisme (bewoner van getijdengebieden).

 

Estuaria zijn kustgebieden waar zoet en zout water elkaar ontmoeten. De hier regerende getijdenstromingen veroorzaken dynamische milieufactoren die fluctueren in plaats en tijd. Dit resulteert in een relatief grote biodiversiteit. Sommige estuariene soorten migreren tussen zoet en zout water ten behoeve van de voortplanting. Dit is bij Vieja maculicauda niet het geval. Voor haar zal “voedsel” de voornaamste drijfveer zijn. De rivieren voorzien in een constante aanvoer van voedsel. Meegevoerde zoetwaterdiertjes sterven massaal in het zoutere water, kleuren het water troebel en vormen een rijkgevulde dis.

 

Een verandering in de waardering voor biodiversiteit samen met voorspelde toekomstige milieuproblemen zoals bodemdaling en zeespiegelstijging hebben bijgedragen aan de actuele interesse voor het herstel van estuaria wereldwijd. Ook in ons eigen land (dat in feite één grote delta is) resulteerde dit al tot maatregelen, zoals de opening van het Haringvliet.

 

Gedrag: 

Deze vissen hebben geen beste reputatie. Als aquariumvis lijken ze niet te deugen. Volgens Stawikowski en Werner is V. maculicauda de meest agressieve soort uit het geslacht Vieja. Reeds jonge dieren vallen de zwakkeren aan en soms gebeurt dit zelfs in wolfpack-verband. Soortvreemde vissen worden ogen uitgebeten of simpelweg in stukken gebeten. (ik verzin 't niet). Na deze harde woorden wordt het imago weer 'n beetje rechtgetrokken door de erkenning dat “ruimte” hierbij wel een factor van belang is. En dit laatste wordt ruimschoots bevestigd door de wat recentere verhalen op het Duitse Cichlidenforum, waarin te lezen is dat deze dieren jarenlang probleemloos gehouden werden, maar dan wel in echt grote bakken.

 

Voedsel: 

In de natuur is V. maculicauda een omnivoor die zijn voedsel verkrijgt uit detritus. Daarom vinden we ze voornamelijk boven zachte (modder) bodems die veel organisch materiaal bevatten. Veelal van plantaardige oorsprong. Algen, wieren, plantenresten (zowel terrestrisch als water-planten) en te water geraakte zaden en vruchten. Zelf belandt V. maculicauda ook regelmatig op het bord, maar dan heet ze opeens Cabeza Roja. Bij de plaatselijke bevolking geldt V. maculicauda dan ook als een hooggewaardeerde consumptievis.

 

Kweek: 

Open substraatbroeder. In de natuur kunnen deze vissen het hele jaar door broeden. Alleen in de droge tijd (Maart, April) worden er minder broedparen aangetroffen. Vaak broeden de dieren in kolonies maar afgezonderde stellen komen ook voor. In het Nicaragua meer bezitten de mannetjes territoria met een doorsnee van 2 mtr. Ieder vrouwtje dat dit betreedt word aangebaltst. De grootste mannen bezitten de gunstigste plekken. Deze bevinden zich in het centrum van de kolonie, de diepere plekken, ver van predatoren, waar de branding geen vat op de nesten heeft. De nesten kunnen zeer groot zijn. Tussen de 300 en 2.000 eieren.

 

Mannetjes worden groter, hebben een steiler kopprofiel, zijn lichter van kleur, meer roodtinten en minder getekend. Vrouwtjes blijven kleiner, zijn donkerder, hebben meer groen op het lichaam en zijn vaak gespikkeld. Tijdens de broedtijd verdwijnen de kleuren en komen de zwarte patronen juist meer naar voren, vooral in het midden van het lichaam. Het vrouwtje heeft dan een bredere middelste dwarsband en bij haar loopt deze vaker door tot in de rugvin. Vrouwtjes kunnen uiteindelijk bijna geheel zwart kleuren. Het voorhoofd blijft echter lichter van kleur zodat de twee tot drie voorhoofdstrepen sterk geaccentueerd worden. Het mannetje krijgt ook van deze zwart-grijs tinten maar vaak iets later.

 

Na 7 maanden beginnen de broedpogingen. De dieren zijn dan zo'13-15 cm lang en de mannen hebben dan reeds hun territoria uitgezet. Vruchtbaarheid laat dan vaak nog even op zich wachten zodat de eerste legsels veelal mislukken. Wanneer de eieren wel bevrucht zijn, komen ze na ongeveer 60 uur uit. Het vrouwtje brengt ze dan naar een van te voren gegraven kuil en na 7 dagen zwemt het kroost vrij. Ouders zorgen 4 á 5 weken voor hun jongen. Hongerigen jongen vertonen ook in de natuur vaak het zgn. contacten. Dit is het foerageergedrag van de jongen waarbij ze de flanken van de ouders afgrazen en zeer bekent is geworden bij discusvissen.

 

Aquarium: 

Reeds in 1912 werd deze vis door Carl Siggelkow, een visimporteur uit Hamburg, als aquariumvis ingevoerd. Aan het eind van de oorlog (1914-1917) was de soort alweer uit Europa verdwenen. De tweede import was in 1934 maar ook nu weer gooide een oorlog roet in het eten en opnieuw stierf de vis in Europa uit. Het duurde vervolgens tot 1978 voor er opnieuw een poging ondernomen werd. Dit keer geen wapengekletter, slechts een aquariumtentoonstelling, georganiseerd door Diergaarde Blijdorp. Een twintigtal dieren van een centimeter of 4 werden vanuit Chicago geïmporteerd. Deze groeiden nog tijdens de tentoonstelling uit tot schitterende dieren. Er werd besloten om een kweekpoging te wagen teneinde de soort voor Nederland te kunnen behouden. Een van de participanten was Willem Heijns. Hij kreeg 6 dieren mee naar huis met een ondubbelzinnige opdracht. “vermenigvuldigen”. Zodoende was Willem bijna de eerste in Europa die deze soort kweekte. Peter Boelee, een verzorger van Diergaarde blijdorp was hem net voor. Willem beschreef dit avontuur in Cichlidae nr. 29.

 

Het succesvol houden van deze soort staat of valt met de ruimte die we deze vissen kunnen bieden. Afgezien van het feit dat ze erg groot worden, de mannen kunnen wel 40 cm halen, zijn ze onderling naar verluidt ook nog eens behoorlijk agressief. Op YouTube verschijnen wel eens filmpjes (vaak van Amerikaanse origine) waarbij dit soort vissen (vaak individueel), als een papegaai in een kooi, gehuisvest zijn. Onder dit soort omstandigheden is agressie idd. niet te managen. Dit grenst aan dierenmishandeling en mogen we deze prachtige dieren niet aandoen. Voor een jong koppel, evt. gecombineerd met een andere soort is twee meter al snel te klein en willen we ze groepsgewijs houden, wat natuurlijk veel mooier en natuurlijker is, Komen alleen bakken vanaf 3 mtr. in aanmerking.

 

Men kan het best beginnen met een klein groepje jonge dieren en die samen op laten groeien in de bak waarin ze volwassen mogen worden. Zodra er jongen zijn kan men de eerste (oude) generatie uitdunnen zodat er ontwikkelingsruimte voor een nieuw groepje jongen ontstaat. In zo'n grote bak met veel schuilplaatsen weten er altijd wel 'n paar te overleven. Zo krijgen we na verloop van tijd een aquariumpopulatie die is opgebouwd uit verschillende leeftijdscategorieën. Dit heeft een positief effect bij de agressie-beheersing. Probeer er voor te zorgen dat de vrouwen in de meerderheid blijven. Een verhouding 2:1 zou ideaal zijn. De eerste legsels mislukken veelal en een gefrustreerde man kan zijn nalatige vrouw dan ongemeen hard aanpakken. Op zo'n moment moet zo'n vrouw de gelegenheid krijgen te herstellen terwijl haar echtgenoot zijn energie kan richten op de volgende kandidaat. Richt de bak in met voldoende schuilplaatsen en zorg dat rotspartijen stabiel staan.

 

Het zijn omnivoren, maar met het accent op plantaardige bestanddelen. Daarom hebben deze dieren naast het gebruikelijke visvoer absoluut plantaardige kost nodig. Ze schijnen gek op eendenkroos te zijn. De chemische watersamenstelling is van ondergeschikt belang, zolang het maar niet te zacht is. Ook qua temperatuur bezitten de dieren een hoge tolerantie 22 C – 30 graden C, daarom ook geschikt als vijvervis in de Nederlandse zomer. Deze dieren groeien snel. Na 2 jaar kunnen ze al de 30 aantikken. We kunnen deze vissen evt. samenhouden met andere grote en of pittige M-Amerikanen, bijv. Parachromis motaguense, Amphilophus citrinellus, Petenia splendida, Cincelichthys bocourti, Trichromis salvini. Liever niet met andere Vieja's. Daar reageren ze agressiever op omdat die eerder als concurrent beschouwt worden, daarbij is het gevaar op hybriden groot. Er rouleren opvallend veel id-vragen op internetfora over schimmige Vieja's met vage maculicauda kenmerken.

 

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: