Amphilophus xiloaensis (STAUFFER 2002)
Vernoemd naar het kratermeer waar deze soort voorkomt, Laguna Xiloá.
-- Barluenga et al 2006. Sympatric speciation in Nicaraguan Crater Lake cichlid fish
-- Dittmann M. at al. 2012. Depth-dependent abundance of Midas Cichlid fish in two Nicaraguan crater lakes
-- Elmer K. et al. 2015. Local variation and parallel evolution. morphological and genetic diversity across a species complex of neotropical crater lake cichlid fisches
-- Elmer K. et all. 2009. Color assortative mating contributes to sympatric divergence of neotropical cichlid fish
-- Heijns W. 2002. Ontmoetingen onder water. Cichlidae 28-5, blz 141 tm 148
-- Heijns W. 2003. Ontmoetingen bij de voorruit, de duikervaring voorbij. Cichlidae 29-6, blz 165 tm 172
-- Heijns W. 2005. Citroencichliden in alle maten en kleuren. Cichlidae 31-5, blz 105 tm 114
-- McKaye K. et al. 2002. Behavioral, Morphological and Genetic Evidence of Divergence of the Midas Cichlid Species Complex in two Nicaraguan Crater Lakes
-- McKaye K. and Barlow G. 1976. Competition between color morphs of the Midas cichlid. Cichlasoma citrinellum, in lake Jiloá
-- Stauffer & McKaye. 2002. Descriptions of three New Species of Cichlid Fishes from Lake Xiloá, Nicaragua
Amphilophus xiloaensis is misschien wel de meest variabele binnen de groep van Midas cichliden. Naast het normale grijs bestaan er ook geheel witte, gele, oranje en zelfs rode individuen. Daarnaast komen er allerlei intermediairen voor. “marble of blotched” noemen cichlidenkwekers dit dan. En hoewel het allemaal kweekvormen lijken, komen al deze varianten toch echt in de natuur voor. Deze verscheidenheid is zelfs de reden dat deze groep van cichliden, “Midas cichliden” genoemd worden, naar het sprookje van Koning Midas, waarbij alles in goud veranderde dat hij aanraakte. Al meer dan 40 jaar wordt er onderzoek gedaan naar deze bijzondere groep van cichliden en beetje bij beetje wordt het mysterie ontrafeld.
In eerste instantie dacht men nog dat al deze vormen willekeurig kruisten. Aquariumwaarnemingen leken dit te bevestigen, maar onlangs lieten in-situ waarnemingen (waarnemingen ter plekke) iets heel anders zien. Vast is komen te staan dat er niet alleen een duidelijke voorkeur bestaat voor de eigen lichaamsbouw (met bijbehorend eco-type), maar ook dat de dieren binnen deze types een duidelijke voorkeur vertonen voor de eigen kleur (Elmer 2009). En dat is interessant, want de dieren zijn zich immers niet bewust van de eigen kleur. Dit betekent dat de dieren waarschijnlijk nu al méér van elkaar verschillen dan enkel de buitenkant doet vermoeden en dat de verschillende kleuren hard op weg zijn zelfstandige soorten te worden.
Evolutie op heterdaad betrapt dus. En alhoewel nog in het stadium waarin kruisingen voorkomen zien we hier duidelijk de processen van soortvorming, aangestuurd door een combinatie van natuurlijke en seksuele selectie. De oorspronkelijke voorouders welke in het verleden in deze kratermeren zijn terecht gekomen splitsen zich op. Ondanks of dankzij al deze variatie is het merendeel (voor ons) nauwelijks van A. citrinellus en of A. amarillo te onderscheiden. Volgens de diagnose-sleutel van Stauffer zou de oogdiameter van A. xiloaensis kleiner moeten zijn dan die van A. citrinellus en voor het onderscheid met A. amarillo zouden we de vis zelfs open moeten snijden. Hoogstwaarschijnlijk iets teveel gevraagd van de cichlidenliefhebber.
Endemisch in Laguna Xiloá, Nicaragua. Dit is een kratermeer dat 6.500 jaar geleden is ontstaan aan de rand van een veel groter meer, nml het Managuameer. Laguna Xiloá valt op vanwege zijn (voor kratermeren) hoge diversiteit. Ooit heeft er een verbinding tussen beide wateren bestaan waardoor Laguna Xiloá geënt werd met een groot aantal levensvormen. Daarbovenop heeft Lake Xiloá een heterogeen bodemprofiel met in het Noorden een steile stenige oever en in het Zuiden vlakke zandstranden. Daartussenin is er ruimte voor verschillende soorten habitats Deze combinatie van genetische en ecologische factoren kunnen samen de soortvorming sterk stimuleren en heeft ervoor gezorgd dat er in 'n paar duizend jaar nieuwe soorten Midas cichliden zijn ontstaan.
Sommige kratermeren zijn beter bestudeerd dan andere. Laguna Xiloá en Laguna de Apoyo zijn inmiddels goed geïnventariseerd, maar van tien andere weten we nog zo goed als niets. Toch heeft de opgedane kennis reeds tot nieuwe inzichten geleid. Evolutie loopt minder random dan altijd verondersteld. Het lijkt erop dat bij vergelijkbare omstandigheden de natuur steeds met dezelfde (voorgeprogrammeerde) antwoorden komt. In Laguna de Apoyo en Laguna Xiloá zijn voorbeelden van parallelle evolutie gevonden. Beide meren bevatten drie typen Midas cichliden.
-
limnetisch (open water) type
-
ondiep bentisch (op bodem gericht) type
-
diep water bentisch type.
Evolutie herhaalt zich en produceert blijkbaar steeds dezelfde fenotypische aanpassingen.
Habitat:
Amphilophus xiloaensis is van het type 3. en bewoont voornamelijk de Noordoost kant van het kratermeer. Dit is dus de steile basalt-helling afkomstig van de daarnaast liggende vulkaan, Apoyeque. A. xiloaensis kan hier tot zo'n 25 meter diepte voorkomen. Ze deelt haar habitat met oa. Parachromis dovii. Hypsophrys nicaraguensis en Neetroplus nematopus. Door vulkanische activiteit is de watertemperatuur hoog en redelijk constant. Zo rond de 29 °C. Op sommige plekken van het kratermeer bubbelt het zwavelgas zo uit de bodem. Op dat soort locaties is het water ronduit heet. Mckaye (een Kratermeer-specialist) verwacht de komende jaren tot wel 40 nieuwe soorten aan te zullen treffen in de kratermeren van Nicaragua.
Midas cichliden zijn voor het grootste deel van het jaar niet territoriaal. Ze scholen samen in grote groepen van verschillende leeftijden en leiden een zwervend bestaan in de grote plas. Pas aan het begin van de broedtijd, als zich paren gaan vormen, ontstaat ook de noodzaak voor een territorium.
Maagonderzoeken zijn ons niet bekend, maar afgaande op de morfologie van de monddelen komt het voedselpatroon grotendeels overeen met dat van A. amarillo. Ook A. xiloaensis heeft molensteen-achtige keelkaken waarmee ze in staat zijn slakkenhuisjes te kraken. Het enige verschil is dat A. xiloaensis 'n paar tanden meer heeft op de eerste kieuwboog. Dit zijn 'n soort van voederzeven. Hierdoor is ze in staat fijner voedsel uit te zeven dan A. amarillo. Misschien dat A. xiloaensis dus iets minder een slakkenspecialist is, dan A. amarillo.
Het broedseizoen beleeft in Laguna Xiloá in November/december zijn hoogtepunt. Dit verloopt synchroon met de andere twee Midas-soorten van dit meer. A. xiloaensis broed dan in heuse kolonies tussen de basalt-stenen op een gemiddelde diepte van zo'n 10 meter. Het is dan dringen geblazen op de broedplaatsen. In broedkleuren zijn de dieren werkelijk prachtig. Het bandenpatroon is, wellicht door de iets wittere grondkleur, nog iets contrastrijker als bij A. amarillo. Bij de “Gold-morf” veranderd er niets. De geslachten zijn in kleur en tekening niet uit elkaar te houden. Vrouwen kunnen zelfs kortstondig een voorhoofdsbult ontwikkelen. Mannen zijn echter in alle gevallen 'n stukje groter. Nesten zijn groot, tot wel 1.000 eieren. Deze komen na drie dagen uit en na nog eens 'n kleine week zwemmen de jongen vrij.
Toen deze vissen voor 't eerst naar Europa kwamen (2001), hadden ze nog geen naam. Dit gebeurde 'n jaar later, door Jay jr. Stauffer, een professor in de ichtyologie die veel ervaring had opgedaan met Malawi-cichliden. Die eerste import werd uitgevoerd door Willem Heijns. Hij had de vissen samen met een groot aantal andere cichliden, meegebracht van een reis door Nicaragua. Deze dieren werden ondergebracht in het Cichlidarium. Dit was een door Willem omgebouwde garage waarin zeer grote aquaria stonden. De avonturen in Nicaragua en die van het Cichlidarium zijn na te lezen in de NVC-periodieken uit die tijd. Een belangrijke les die toen getrokken is, is dat deze dieren de nodige ruimte verlangen. Ze zijn niet overdreven agressief en worden ook iets minder groot dan A. amarillo (± 35 cm), maar hebben graag 'n beetje scharrelruimte.
Aquaria vanaf 3 meter komen in aanmerking. Naast de benodigde zwemruimte en een bodem waarin de dieren kunnen graven zijn schuilplaatsen van belang. In de broedtijd zien we de onderlinge tolerantie namelijk snel dalen en vissen van dit formaat kunnen elkaar behoorlijk toetakelen. Een goede filterinstallatie spreekt voor zich. In navolging van de natuurlijke omstandigheden geven we deze dieren alkalisch, hard water met een lichte zouttoevoeging. De temperatuur is in Laguna Xiloá hoog en jaarrond stabiel. In het aquarium houden we deze dieren daarom ook liever niet onder de 27℃. Alhoewel het van nature slakkeneters zijn, accepteren ze in het aquarium bijna alles. Toch moeten we uitkijken dat we ze niet teveel voeren. Net als alle andere Amphilophus-soorten heeft ook deze soort aanleg voor obesitas.
Samenhouden met andere Cichliden is zeker mogelijk, mits hiervoor de nodige ruimte beschikbaar is. Omdat Laguna Xiloá slechts een paar honderd meter verwijderd ligt van het veel grotere Managuameer en omdat Laguna Xiloá hier ooit een open verbinding mee heeft gehad, bevinden zich in dit kratermeer ook cichliden uit het Managuameer. Te noemen zijn Neetroplus nematopus, Parachromis dovii, Parachromis managuensis, Cribroheros rostratus, Cribroheros longimanus, Amatitlania siquia en Hypsophrys nicaraguensis, Archocentrus centrarchus. Keus genoeg dus voor een biotoop-verantwoorde combinatie. Samenhouden met andere cichliden soorten uit het Midas-complex is, om voor de hand liggende redenen, onverstandig.
Midas cichliden zijn van groot belang voor de wetenschap omdat ze de unieke mogelijkheid bieden processen van soortvorming te bestuderen in zowel vergelijkbare, als wel verschillende omstandigheden.