Thorichthys meeki (BRIND 1918)
Deze vis is vernoemd naar Seth Eugene Meek. Dit was een Amerikaans ichtyoloog verbonden aan het Natuur-historisch museum in Chicago. Seth E. Meek is belangrijk voor ons geweest omdat hij talloze vissen uit M-Amerika heeft geïnventariseerd, gecategoriseerd en op naam gebracht. Hij maakte hiervoor verschillende expedities naar Mexico en Panama wat resulteerde in zijn “Fresh-water fishes of Mexico North of the Isthmus of Tehuantepec”. In dit boek introduceert hij ook het geslacht Thorichthys dat hij liet aanvoeren door Thorichthys ellioti waar momenteel veel discussie over is (zie visbeschrijving T. maculipinis). Seth Eugene Meek is niet oud geworden. Hij was 55 jaar toen hij aan 'n ziekte, naar men zegt, Malaria (opgelopen in het Panamese regenwoud) is overleden.
Walter lannoy Brind, auteur en importeur van aquariumvissen in New York, publiceerde in 1918 een artikeltje “A new Subspecies of Thorichthys Helleri” in Aqualife ('n maandelijks aquariumtijdschrift) en beschreef hierin onze meeki als 'n ondersoort van Helleri, Thorichthys helleri meeki. Hij had deze vissen opgekocht bij 'n Franse zeeman die ze op zijn beurt had gevangen in Progreso ('n kustplaatsje in het Zuiden van Mexico). Dit waren de eerste meeki's die onze aquaria bevolkte maar daar zou 't niet bij blijven.
Dr. Rüdiger Riehl, Hans A. Baensch, Aquarium Atlas, Band 1, blz 690
Juan Artigas heeft 'n mooi en uitgebreid artikel over de meeki geschreven: http://www.cichlidae.com/article.php?id=7
Zo subtiel als de kleuren van zijn neefje T. helleri, zo extravagant zijn die van T. meeki.
Blauw-grijs met zwarte banden en scharlakenrode Buik. Het is een van de mooist gekleurde M-Amerikaanse Cichliden en siert als zodanig de omslag van menig aquariumboek. Voor veel liefhebbers is dit ook de vis die hen tot de cichlidenhobby heeft verleid.
De Meeki nochtans draagt deze opvallende uitmonstering voornamelijk om de aandacht van het andere geslacht te trekken en daar slaagt hij vaak beter in dan de bedoeling is, want het mag duidelijk zijn dat het in de natuur niet altijd en overal even handig is om eruit te zien als 'n verkeersbord. In gebieden met een hoge predatiedruk bijv. zal dmv natuurlijke selectie het aandeel rood onder druk komen te staan omdat de opvallendste exemplaren nu eenmaal als eerste het loodje leggen.
Vandaar dat mede hierdoor de Meeki in veel gebieden helemaal niet zo bond gekleurd is als hierboven omschreven. Er bestaan zelfs varianten waarbij de rode kleur geheel of gedeeltelijk verdwenen lijkt, zoals bijv. T. meeki Angeles, 'n variant uit de rio Mamantel die zó zwart kan worden dat ze boven 'n schoongepoetst stuk kienhout vrijwel onzichtbaar wordt (Thorichthys meeki Angeles, Cichlidae 37-1). Maar het omgekeerde komt ook voor. De variant van Bacalar bijv. is volledig aangepast aan het lichte koraalzand ter plekke en vertoont nauwelijks enig pigment. (Sebastiaan Wassenaar, 2006). Aan de andere kant zijn er ook meeki's met prachtig contrasterende kleuren, zoals de Champoton Vuurkeel. (Willem heijns, 1995) 'n vis uit de rio Champotón. Maar de mooiste komen (volgens Juan Artigas, Cichlid Room) uit de benedenloop van de rio Grijalva. Hier hebben de vissen het rood behalve op de buik ook gedeeltelijk op kop, vinnen en lichaam. Ook de rio Candelaria staat bekent om z'n mooie exemplaren.
Grof genomen kun je stellen dat de dieren uit rivieren die uitmonden in de Golf van Mexico mooier gekleurd zijn dan dieren die afkomstig zijn uit rivieren die uitmonden in de Caribische zee. Bij de laatste is het rood ook vaak Oranje of zelfs geel. Los van deze globale indeling spelen lokale omgevingsfaktoren natuurlijk nog steeds 'n belangrijke rol waardoor zelfs op 'n afstand van 100 meter dieren al kunnen verschillen (Sebastiaan Wassenaar,Yucatan-Cenotes Y Lagunes 2006). De diverse varianten verschillen overigens niet alleen in kleur. Ook in lichaamsbouw bestaat de nodige variatie. En ook hierin lijkt zich een scheiding af te tekenen tussen de dieren uit de gebieden die afwateren in de Mexicaanse Golf en die afwateren in de Caribische zee. De Mexicanen zijn over het algemeen wat hoger en de Belizianen dus langgerekter. Maar ook hier geldt weer; Plaatselijke factoren spelen 'n belangrijke rol in de morfologie van de vis. Dieren uit bijv. rivieren zijn vaak weer langgerekter dan dieren uit stilstaand water. Ook in afmeting verschillen de diverse populaties. Zo heeft Juan Artigas vastgesteld dat de vissen uit de populaties in de benedenloop van de Usumacinta groter worden dan de exemplaren uit de bovenloop van diezelfde rivier.
Dus.., Zoveel Beeki's zoveel Meeki's.
Het verspreidingsgebied van T. meeki is door zijn grote aanpassingsvermogen het grootste van alle Thorichthyssen. Laagland rivieren moerassen en meren hebben echter zijn voorkeur, maar ook in cenotes en lagunes tot dicht aan de kust komt de meeki nog voor. Verder stroomopwaards wordt het geleidelijk aan dunner. Hier neemt T. helleri vaak het stokje over.
De Meeki komt voor van de Rio Tonalá in het Westen tot aan de laatste grote rivier in het Oosten de Rio Champotón. Vanaf dit punt in vrijwel alle cenotes in het Noorden van Yucatán. En van daaruit naar beneden tot en met de Belizerivier. Ook ten Westen van Belize, in Guatamala komt de Meeki voor. Daar schuift hij naadloos over in het verspreidingsgebied van T. affinis, die hoogstwaarschijnlijk tot dezelfde soort behoort (zie visbeschrijving T. affinis.).
Er zijn weinig vissen die zó tot de verbeelding kunnen spreken als Thorichthys meeki. Zelfs niet aquariumhouders raken vaak onder de indruk van het intimidatiegedrag van deze cichliden waarbij de vis met veel bombarie aan de voorruit verschijnt. De kieuwen uitgezet, waardoor de vlekken op de kieuwdeksels opeens twee ogen worden en het rood van het kieuwmembraan een opengesperde muil. Voor de meeste organismen voldoende reden om het hazenpad te kiezen. Dat wij als aquariumhouders nu juist gefascineerd raken door dit machtsvertoon is natuurlijk niet helemaal de bedoeling, maar gelukkig voor de meeki zijn aquariumhouders redelijk zeldzaam, en wordt hij in zijn natuurlijke habitat nog niet bedreigt;). Dit typische intimidatiegedrag vertoont de Meeki nog overtuigender met z'n tweeën. Man en vrouw, zij aan zij, verdedigen zij op deze manier hun kroost. Maar voor 't zover is moet er eerst gebaltst worden. Het mannetje bezit hiervoor een territorium en ieder vrouwtje dat dit betreedt wordt met diezelfde overtuigingskracht aangebaltst. Hij haalt hierbij alles uit de kast. Gaat dwars voor haar staan, maakt zich zo groot mogelijk, slaat met z'n staart en pronkt met zijn scharlakenrode buikpartij. 'N tafereeltje dat erg doet denken aan de Spaanse Flamenco.
In de natuur steekt de meeki zijn snuit graag in de zachte bodem, In het aquarium zal hij af en toe 'n hap zand nemen, dit door kauwen, de eetbare delen eruit zeven en de rest weer uitspuwen. De meeki krijgt op deze manier ook algen binnen (Cochran, J.L. 2008 Diet, habitat and ecomorphology of cichlids in the upper Bladenriver Belize.) en is dus niet zoals de helleri groep zuiver carnivoor te noemen. Wellicht is dit ook zijn caroteenbron waarmee hij de rode kleur kan ontwikkelen. Bij mij in het aquarium eten de meeki's zelfs sla. Dit gedrag namen ze over van Ancistrus dolichopterus. Met wie ze het aquarium deelden. Het hoofdmenu blijft echter dierlijke kost. Met name de larven van allerlei inecten die ze uit de bodem vissen. Meeki's zijn niet kieskeurig, zolang het voer maar niet te groot is. Daarom wat droogvoer betreft, liever vlokken dan granulaat.
Vrij eenvoudig. 'N meterbak volstaat en partnerkeuze is geen probleem. Wat belangrijk is, is dat het vrouwtje kuitrijp is. Dus voor je haar met 'n man in 'n kweekbak zet is het goed haar van te voren even te verwennen met eiwitrijk voedsel. Diepvries voer in de vorm van muggenlarven, artemia's en watervlooien zijn prima geschikt. Wanneer ze wordt aangebaltst terwijl; ze op dat moment niet in zijn behoeftes kan voldoen (eieren leggen) zal ze worden verjaagt. Wat je dan vaak ziet is dat het ze in eerste instantie het mannetje nog wel om de tuin weet te leiden. Ze gaat bijv. heel driftig poetsgedrag vertonen zodat die man zich al in de vinnen gaat wrijven met de gedachte aan zij toekomstig kroos, maar uiteindelijk valt ze natuurlijk toch door de mand en zal ze moeten vluchten. In een meterbak betekent dit al snel dat ze zich dag en nacht verscholen moet houden en heeft ze dus eigenlijk geen leven.
Als het vrouwtje daarentegen wél kuitrijp is en ze de avances van de man kan beantwoorden dan loopt eigenlijk alles vanzelf. Eieren worden meestal afgezet op 'n vertikaal vlak (steen, blad of hout) en komen na twee dagen uit. In deze tijd gaan de ouders graven en de larven verhuizen van de ene naar de andere kuil. Na 'n week zwemmen de jongen vrij en kunnen gevoerd worden met artemia's. Dit mogen ook gevriesdroogde net uitgekomen artemia's zijn. Jongen nooit scheiden van ouders ook als het in het begin 'n paar keer mislukt. Alles moet geleerd worden in 't leven. Je wordt dan vroeg of laat beloond met het mooiste schouwspel dat aquariumhouden te bieden heeft. Twee Meeki-ouders die een wolk jongen rondleiden. De jongen zijn vaak al binnen 'n jaar weer geslachtsrijp. De Meeki is absoluut niet monogaam maar zodra 'n koppel ooit samen 'n nest heeft grootgebracht is de man vaak tolleranter naar z'n ex-partner, is hij minder agressief en verleent hij haar vaker (ook zonder eileg-plicht) toegang tot zijn territorium.
De Meeki is een van de gemakkelijkst te houden Thorichthyssen. 'N meterbak voor één koppel volstaat, maar anderhalve meter voor twee koppels wordt pas spectaculair. Regelmatig kun je dan genieten van de unieke spiegelgevechten die de koppels op hun territoriumgrenzen uitvoeren. Beplanting met grofbladige soorten zoals Echinodorus bleheri is goed mogelijk. Liefst donkere bodem die niet te grof mag wezen ivm de foerageergewoonten. Temp 24 tot 28 C water middel hard tot hard. Omdat veel Meekivarianten in de buurt van de zee leven, (er bestaat zelfs 'n melding van Meeki's in open zee) (Heiner Gabe, DCG 1995, nr 5) zal 'n geringe zoutgift door de vissen op prijs worden gesteld. De waterplanten daarentegen reageren hier meestal minder positief op. Echinodorus en Vallisneria kunnen het (is mijn ervaring) redelijk goed hebben.
Thorichthys helleri meeki, Brind, 1918
Cichlasoma hyorhynchum, Hubbs, 1935
Cichlasoma meeki, Miller et al, 1961
Thorichthys meeki, Kullander, 1996