Parachromis dovii (GÜNTHER, 1864)
Genoemd naar de verzamelaar van het type exemplaar John Melmoth Dow, ook wel bekend als Captain J. Dow.
De collectie vissen gemaakt door Captain Dow (1827 – 1892) vertegenwoordigt een van de eerste viscollecties van de Pacifische kust van Midden-Amerika. Dow werkte 15 jaar voor de Panama spoorwegmaatschappij. De aanleg van deze spoorlijn, tussen de Atlantische en Pacifische kust, vormde de aanleiding tot de eerste natuur-wetenschappelijke verkenningen van de Pacifische kuststreek. Voorafgaand aan deze tijd was er voor niemand reden om af te reizen naar Panama. Dow had een diepe interesse in wetenschap en natuur, en de tijd die hij in Panama doorbracht, gaf hem ruimschoots de gelegenheid om de nog grotendeels onbekende natuur van M-Amerika te ontdekken.
De reden dat we dovii schrijven en niet dowii heeft te maken met de handelswijze van Günther. Deze zette de naam “Dow” eerst over naar het latijn “Dovius” waarvandaan de W in een V veranderde. Latere auteurs, zoals Miller, hebben dit nog proberen terug te draaien maar daar ging het ICZN niet mee akkoord. Alhoewel er geen regel bestaat dat je de achternaam moet lataniseren, bestaat er ook geen regel die dit verbied en een eenmaal gehanteerde schrijfwijze mag nadien niet meer worden gewijzigd.
Günther A. 1864. Report of a collection of fishes made by Messrs. Dow, Godman, and Salvin in Guatemala
-- Bussing W. 2002. Freshwaterfishes of Costa Rica
-- Concel D. 1993. Cichlids of North and Central America
-- Deproost W. 1992. Cichlasoma (Nandopsis) dovii (Günther, 1864), Cichlidae 18 (5)
-- Gastel J. 1982. Cichlasoma dovii, Cichidae 47, blz 51-52
-- Günther A. 1864. Report of a collection of fishes made by Messrs. Dow, Godman, and Salvin in Guatemala
-- Heijns W. 1992. Het project stoplicht. Cichlidae 18 (4)
-- Smith D. 2018. Fishes collected by Captain John M. Dow mainly on the Pacific coast of Central America (1861–1865)
-- Stawikowski R / Werner U. 1998. Die Buntbarsche Amerikas, band 1, blz 371 tm 373
-- Sluijters W. 2012. https://www.youtube.com/watch?v=wdSu63WW80M&feature=youtu.be&fbclid=IwAR3ttNXSav46h6OP_zi5OsUAvLaXdDrlc8-XhXHFlt7uDU2SvYtyDuD367w
-- Werner U. 2019. Parachromis managuensis, indrukwekkend en vaak bestudeerd, Cichlidae 45 – 2, blz 5 tm 12
Parachromis dovii is misschien wel de meest omstreden Midden Amerikaanse Cichlide. Het gaat hierbij dan om de vraag, “kunnen we deze soort succesvol in het aquarium houden of niet?” en daarmee bedoelen we de aquaria van hobbyisten (leden van de NVC), welke normaal gesproken, niet langer dan vier meter zijn. Laten we hierop een antwoord proberen te vinden. P. dovii is de meest gespecialiseerde viseter van alle parachromis-soorten. Volgens Bussing 1987 kunnen de dieren gemakkelijk meer dan 50 cm en misschien zelfs wel 70 centimeter lang worden. Er zijn in Laguna de Cote (Costa Rica) exemplaren gevangen met een gewicht van bijna 7 kilo. Varianten uit rivieren zijn gestrekter van vorm dan die uit de meren.
Opvallende kenmerken van deze vis zijn oa. de grote bovenstandige bek, de lange rijen donkere stippen op de flanken van de man, de vrijwel altijd zichtbare lengtestreep bij het vrouwtje, welke slechts op hoge leeftijd vervaagt, de karakteristieke schuine streep van het oog tot over de kieuwdeksel (Parachromis kenmerk). De blauwgroene kop met wormvormige tekening en de iriserende kleuren, welke onder bepaalde lichtomstandigheden het gehele lichaam van de man blauw kunnen kleuren. In Laguna Arenal komt een xantoristische (gouden) variant voor. Ook zijn er mutanten gemeld uit de Rio Puerto Viejo en de Rio Sarapiquí (Costa Rica). Volwassen mannetjes dragen soms een voorhoofdsbult.
P. dovii wordt over het algemeen in wat helderder water aangetroffen dan de meeste andere Guapotes. Het betreft hier dan ook een echte viseter welke het van de jacht en dus zicht, moet hebben. Andere Parachromis-soorten zoals P. managuensis zijn ook viseters, maar hanteren een andere jachttechniek. P. managuensis is een “passieve” jager die zijn prooi als het ware naar binnen zuigt. Het betreffen hier dan veelal levendbarenden. Troebel water komt hem daarbij goed uit. P. dovii echter, is een actieve jager die achter zijn prooi aan gaat en hem tenslotte vangt met de voortanden, niet voor niets vang-tanden genoemd.
We treffen P. dovii aan in kleine redelijk snel stromende tot grote langzaam stromende rivieren, maar ook in grote meren is deze soort vertegenwoordigd. Tot op 600 mtr. boven zeespiegel komt hij voor. Zijn temperatuur-tollerantie ligt tussen de 21 en 37°C. Als meest Westelijk wordt de rio Guayambre in Honduras genoemd en als meest Oostelijk gelden de rivieren in de provincie Limón in Costa Rica. Daartussen komt P. dovii wijdverspreid, van kust tot kust voor, inclusief de grote meren van Nicaragua. Mogelijk dat zijn actieradius door menselijk toedoen enigszins is vergroot want P. dovii is net als veel andere Parachromissen een gewaardeerde consumptievis.
In de broedtijd zijn de mannelijke exemplaren van deze soort zero-tollerant naar alles dat zijn territorium doorkruist. Alleen vrouwtjes met broedgedrag worden toegelaten. Buiten de broedtijd leeft deze soort minder solitair als vaak wordt aangenomen. Op een film van Wisse Sluiter (Costa Rica 2012) is te zien hoe de dieren grote groepen vormen, weliswaar op gepaste afstand, maar méér verenigd dan je van een solitaire vis zou verwachten. Waarschijnlijk heeft het tijdstip van de opnames hier ook iets mee te maken (na de broedtijd). Dit toont aan dat er na de onstuimige broedperiode ook weer een tijd van rust aanbreekt, iets dat in een aquarium volledig ontbreekt. Binnen de vier ruiten van het aquarium zijn de dieren in een permanente staat van opwinding.
Voornamelijk andere cichliden en dan met name de kleinere soorten zoals die van de geslachten Neetroplus en Amatitlania of de jongen van grotere soorten zoals die van A. citrinellus, A.labiatus of C. rostratus. De Parachomis managuense welke soms syntoop in het biotoop van P. dovii voorkomt lijkt in eerste instantie een voedselconcurent, maar die laatse beperkt zich meer tot levendbarenden en gaat ook minder diep dan P. dovii.
Open substraatbroeders, maar volgens Conkel (1992) graven de mannen van de riviervormen complete tunnels is de rivieroever. Hiermee zouden ze dus ook tot (gelegenheid) holenbroeders gerekend kunnen worden. We houden een slag om de arm want tot dusver is dit gedrag door nog geen enkele andere auteur bevestigd. Onder natuurlijke omstandigheden vormen de dieren in April broedparen die gemiddeld 1000 eieren per nest leggen. Dit lijkt veel maar is gezien de afmetingen van deze vissen weinig. Ter vergelijk P. managuense legt met gemak 5.000 eieren, maar deze zijn dan wel kleiner. Eieren komen na 70 uur uit en de dooierzak is na 13 dagen opgeteerd. In een aquarium zijn het open substraatbroeders en leggen jaarrond.
In het aquarium wordt deze predator duidelijk minder groot dan in de natuur. Wellicht een eerste indicatie omtrent de geschiktheid als aquariumvis. Normaal gesproken worden Cichliden juist groter in aquaria. Stress zou hierbij weleens een rol van betekenis kunnen spelen. Zoals we eerder zagen keert de rust in de natuur, na de broedperiode, terug. Na de generatieve fase breekt nu de vegatatieve fase aan. Dit is de tijd van groei en ontwikkeling. De focus komt dan weer op de jacht te liggen. Het ouderschap heeft de dieren veel energie gekost en een periode van herstel is nu onontbeerlijk. In het aquarium blijft deze fase echter volledig achterwege. Hier blijven de dieren permanent in de generatieve fase hangen, met het bijbehorende gedragspatroon. De rede hiervoor is gelegen in de afmetingen van het aquarium, maar dat zo.
Zoals vaker geopperd staat of valt het succes van Cichliden-houden vaak met het managen van territoriumagressie. Zo weten we inmiddels dat groepsgewijs houden vaak beter werkt. Het verminderd (verdeeld) de agressie. Helaas behoord dit bij P. dovii niet tot de mogelijkheden, want zodra de dieren seksueel volwassen worden, vechten de mannen elkaar letterlijk de bak uit. Blijft over het “in koppels” houden. Als we cichliden in koppels houden geldt de regel dat de vluchtroute van het vrouwtje langer moet zijn dan de verdrijvings-motivatie van het mannetje. Maw. het aquarium moet groter zijn dan het territorium van de man. Helaas gaat ook dit bij P. dovii niet op. Een dominante P. dovii beschouwt alle ruimte die hem wordt geboden als zijn territorium. Dit betekent dat het vrouwtje niet in staat is het territorium van de man te verlaten en dat heeft verregaande consequenties.
Een vrouwtje heeft normaal gesproken maar één reden om het territorium van een man binnen te gaan en dat is eieren leggen. Omgekeerd is een leg-bereid vrouwtje ook het enige dat een dominante man tolereert in zijn territorium. Sterker nog, dit is samen met het afbakenen van foerageergebied, zelfs het oogmerk van dit territorium. Hij creëert een arena waarbinnen zijn krachten kunnen worden gedemonstreerd, natuurlijk allemaal om indruk te maken op de vrouwtjes. Grotendeels binnen dit territorium zal ook de toekomstige generatie hun eerste stapjes zetten in de boze wijde wereld. Mogelijk dat er ná een eerste nest, nog een tweede wordt grootgebracht, maar zodra het broedseizoen ten einde loopt, gaan de koppels uit elkaar en de kans is klein dat ze elkaar ooit nog zien, laat staan opnieuw een duo vormen.
Het is nu voor iedereen duidelijk welk probleem zich in een aquarium aan dient. De koppels kunnen niet uit elkaar. Het vrouwtje is simpelweg fysiek niet in staat het territorium van de man te verlaten. Hiervoor zou ze uit de bak moeten springen. Zodoende zit er voor het vrouwtje maar één ding op en dat is opnieuw eieren leggen, want deze vormen haar verblijfsvergunning. Het P. dovii-vrouwtje legt daarom eieren alsof haar leven ervan af hangt, en dat is weinig bezijden de waarheid. Het zogenaamde “harmonieuze monogame huwelijk” dat deze dieren in een aquarium aangaan is een geromantiseerd beeld, dat meer zegt over de eigenaar dan over deze vissen. Het gevolg is dus dat aquarium-koppels, zich hormonaal, in een permanente staat van voortplanting bevinden, met alle stress van dien.
De NVC heeft reeds in 1992 richtlijnen opgesteld voor minimale bakmaten om de verschillende Cichliden-soorten over een langere termijn succesvol te kunnen houden. Het ontwerp van deze formule kwam van Willem Heijns, welke twee decennia later zijn criteria aan de praktijk kon testen in het Cichlidarium. Het Cichlidarium was de tot fishroom omgebouwde garage van Willem, welke het onderkomen vormde van verschillende grote Midden Amerikaanse Cichliden, waaronder P. dovii. Die laatsten verbleven in een 4 meterbak met een inhoud van meer dan 2000 liter.
De formule gaat als volgt: Waardeer drie eigenschappen (zwemgedrag, territoriumgrootte, verdraagzaamheid, en lichaamslengte) met een waarde tussen de 1 en de 5 en vermenigvuldig de uitkomst met de lengte van de vis. Voor P. dovii wordt dat dan 2 + 5 + 5 = 12 x 50 = 600 cm. Dit betekent dat het Cichlidarium van Willem voor één volwassen P. dovii-koppel dus twee meter te kort kwam. Dit werd ook bevestigd in de praktijk want de P. dovii man heeft uiteindelijk al zijn medebewoners in de 4 meterbak uitgemoord. In hoeverre je deze formule ook om kunt draaien en daarmee de vis-lengte kunt voorspellen waarbij het bij een bepaalde bakmaat fout zal gaan, is niet bekend, maar in het geval van het Cichlidarium zou dit dus 400 : (2 + 5 + 5) = 33 cm zijn.
En even voor de duidelijkheid. Het gaat hier om minimale maten en dus verre van optimale maten. En met “succesvol houden” bedoelen we niet “in leven houden”, zoals we in veel Amerikaanse youtube filmpjes zien, waarbij P. dovii als een soort huisdier in véél te kleine behuizing wordt gehouden, maar bedoelen we dat de vissen in staat worden gesteld hun levenscyclus op een natuurgetrouwe wijze te voltooien, met inachtneming en respect voor het natuurlijk habitat en nishe. We kunnen hier dan ook niet tot een andere conclusie komen dan dat deze soort beter past tussen de zeekoeien van Burgers Zoo, dan in het aquarium van de hobbyist.