Herichthys minckleyi (Kornfield & Taylor 1983)

Tekst Rene Beerlink, foto Bruce Vandeweghe
Etymologie: 

Vernoemd naar Wendel Lee Minckley (1935 – 2001), onder collega's en studenten bekent als “Minck”. Ichtyoloog en conservatiebioloog van oa. het unieke Cuatro Ciénegas, een moerasgebied in de woestijn, waarvoor hij zich actief inzette. Tijdgenoot van Robert  Rush Miller waarmee hij “Freshwater Fishes of México” schreef, een standaardwerk over de Mexicaanse ichtyologie, welke 3 jaar naar zijn dood verscheen.
 

Referentie: 

Kornfield I. & Taylor J. 1983. A new species of polymorphic fish Cichlasoma minckleyi, from Cuatro Ciénegas, Mexico
 

Literatuur: 

-- Artigas Azas J.M. 1996. The Cichlid from the desert
-- Cohen A. E. et al. 2005. Habitat Segregation among Trophic Morphs of the Cuatro Ciénegas Cichlid (Herichthys minckleyi)
-- Hulsey C. D. et al. 2006. Feeding specialization in Herichthys minckleyi, a trophically polymorphic fish
-- Hulsey C. D. et al. 2015. Sexual Dimorphism in a Trophically Polymorphic Cichlid fish
-- Kornfield I. & Taylor J. 1983. A new species of polymorphic fish Cichlasoma minckleyi, from Cuatro Ciénegas, Mexico
-- Minckley W.L. 1969. Environments of the Bolson of Cuatro Cienegas Coahuila Mexico, with special reference to the Aquatic Biota
-- Oldfield R. G. et al. 2015. Parental care in the Cuatro Cie´negas cichlid, Herichthys minckleyi
-- Ribbens P. 2008. Cichliden in de woestijn, Herichthys minckleyi (Kornfield  Taylor, 1983) Cichlidae 34 – 6, dec. 2008.
-- Swanson B. O. et al. 2003. Trophic polymorphism and behavioral differences decrease intraspecific competition in a cichlid, Herichthys minckleyi
 

Beschrijving: 

Herichthys minckleyi is een polymorfe soort (een soort die in verschillende verschijningsvormen voor kan komen). Die variatie ontstaat wanneer subgroepjes geïsoleerd raken en zich zelfstandig ontwikkelen of door concurrentiedruk. Dit laatste komt vooral tot uiting tijdens voedselschaarste. Dan kunnen secundaire voedselbronnen voor sommige individuen meer en meer primair worden. Een iets afwijkend fenotype, kan dan opeens goed van pas komen en een gedeeld foerageergebied zorgt er vervolgens voor dat dieren van hetzelfde type met elkaar gaan paren. Afgesplitste individuen vormen zo een afgesplitste groep en wanneer deze groepen de gelegenheid krijgen zich lang en ver genoeg te ontwikkelen kunnen er op deze wijze nieuwe soorten ontstaan. Maar zover is H. minckleyi nog niet. Althans, volgens de algemeen heersende opvattingen. Wel worden er drie hoofd-types onderscheiden. Ieder met een verschillend uiterlijk, foerageergewoonte en gedrag. Tussen deze hoofd-types komen nog (hetzij zeldzaam) intermediaire types (vissen met gemixte karaktertrekken) voor. De stamvader van al deze verschijningsvormen is hoogstwaarschijnlijk H. cyanoguttatus welke in het verleden mogelijk de vallei via een tijdelijke verbinding heeft weten te bereiken.

 

Type 1: Detrivoren. Deze vissen beschikken over kegelvormige keeltanden (papilliform). De tanden in de keelkaken van dit type zijn klein en staan dicht bijeen. Dit type gebit leent zich goed voor klein, zacht voedsel zoals detritus, insectenlarven en algen. Voor het plantaardige deel zijn deze dieren uitgerust met een langer darmstelsel. Dit type is het meest te vinden in de Nymphea-velden. Alle types beginnen aanvankelijk als detrituseters, pas later komt specialisatie op gang. Dit type wordt daarom ook als het meest oorspronkelijke beschouwt, gelijkend op de omnivoor H. cyanoguttatus. Deze dieren zijn (vooral buiten de broedtijd) tot groepsvorming geneigd.

 

Type 2: Molluscivoren. Hebben grotere molensteenvormige keeltanden (molariform). Deze zijn bedoeld om slakkenhuizen te kraken. Doordat de van oorsprong omnivore dieren, in een biotoop terecht kwamen waar massaal slakken voorkwamen, hebben zich hieruit dieren ontwikkeld die deze voedselbron zijn gaan aanboren. Met iets grotere keeltanden werd het mogelijk de kleinste slakkenhuizen te kraken en zo werd er een ontwikkelingslijn in gang gezet naar de huidige molensteenvormige keeltanden. Het nageslacht werd zodoende steeds beter in staat deze voedselbron aan te spreken. Dit type komt het meest voor op plekken met een hoge slakdichtheid en is van boven te herkennen aan een beter ontwikkeld gebit-musculatuur (bredere kop). Ook dit type neigt naar groepsvorming.

 

Type 3: Piscivoren. Dit zijn viseters en kunnen zowel papilliforme als molariforme keeltanden bezitten. Deze vorm is zeldzaam en komt alleen voor in 'n paar thermale bronnen aan de voet van de San Marcus Y Pinos, een bergrug die vanuit het Zuiden de Cuatro Ciénegas vallei doorklieft. Deze vissen worden gekenmerkt door een langer gestroomlijnd lichaam. Het snoekachtige lichaam stelt ze in staat vis te vangen. Het darmkanaal van deze dieren is het kortst van alle drie. In tegenstelling tot de detrivoren en de molluscivoren leven de piscivoren solitair. De vissen tooien zich tijdens de jacht in camouflagekleuren. Terwijl zij dan geduldig op de bodem liggen, maakt het schaduwspel, veroorzaakt door de rimpeling van het wateroppervlak, deze Herichthys nagenoeg onzichtbaar.

 

De genoemde specialisaties komen vooral tot uitdrukking tijdens voedselschaarste. De dieren hebben echter hun voorkeur voor aquatische insecten en larven behouden. Dit wordt duidelijk wanneer ze in een aquarium worden gehouden en ze een gevarieerd menu krijgen aangeboden. Zodra de slakkeneters iets beters kunnen krijgen, dwz. iets dat minder energie kost om te bemachtigen en of een hogere voedingswaarde, laten ze de slakken al snel links liggen. Het aandeel slakken in het menu van een molluscivoor fluctueert, al dan niet seizoensgebonden, afhankelijk van de voedselbeschikbaarheid. De dieren gebruiken hun specialisme dus vooral in tijden van schaarste, maar in woestijngebieden is dit natuurlijk veelal het grootste deel van 't jaar.

 

De kenmerken die deze drie types van elkaar scheiden hebben een erfelijke component en zijn niet enkel het gevolg van fenotypische plasticiteit (variatie als gevolg van milieufactoren) Wel is het zo dat deze kenmerken door omgevingsfactoren worden getriggerd. Zo zal een molluscivoor eerder molariforme tanden ontwikkelen als deze wordt geconfronteerd met hard voedsel. Omgekeerd is het echter niet zo dat een molariform gebit ook weer verdwijnt zodra de dieren alleen nog zacht voedsel voorgeschoteld krijgen. Een ander gegeven waaruit de erfelijke component blijkt is dat een detrivoor nooit molariforme tanden zal ontwikkelen, ook niet wanneer we ze op een dieet van slakken zouden zetten. Het ontbreekt de vis simpelweg aan de juiste genen om molariforme tanden te kunnen ontwikkelen. De totale lengte van deze vissen bedraagt ongeveer18 tot 20 cm. In een aquarium worden de dieren beduidend groter. Herichthys minckleyi is geëvalueerd door de IUCN en wordt als “vulnerable” (kwetsbaar) beschouwd.

 

NVC-lid Pascal Ribbens heeft een zeer interessant artikel over deze soort geschreven, getiteld,  “Cichliden in de Woestijn” Cichlidae december 2008 (ook te vinden op NVC.web). Hierin treft u uitgebreide informatie over de diverse vormen van H. minckleyi.

Herkomst: 
Mexico
Verspreiding: 

Herichthys minckleyi is één van de meest voorkomende vissen in de Cuatro Ciénegas Vallei en vormt zodoende een belangrijke schakel in het voedselweb van deze vallei. De Cuatro Ciénegas is een uniek woestijn-ecosysteem met ongewoon hoge niveaus van endemie, dwz dat er veel planten en diersoorten leven die nergens anders ter wereld voorkomen. Alhoewel er in het geologische verleden waarschijnlijk verbindingen met de río Grande zijn geweest, kenmerkt het gebied zich heden ten dage door zijn isolement. Op oude kaarten (1860) is te zien dat het gebied uit twee grote meren bestond. Daar is heden ten dage nog maar weinig van over. Daling van waterstand heeft hier een wirwar aan waterlichamen achtergelaten.

 

Minckley (1969) beschreef vele aspecten van de vallei, zoals de geologie, het water en de biologie. De Vallei is ongeveer 700 km2 groot, ligt ongeveer 740 mtr. boven zeeniveau en herbergt honderden bronnen. Deze bronnen variëren in grootte van 'n paar vierkante meter tot meerdere hectaren. Veelal zijn dit warmwaterbronnen met temperaturen tot zo'n 34 C. Maar ook koudwaterbronnen ontspringen soms op luttele meters van de warmwaterbronnen en vloeien samen tot beken rivieren en moerassen. De vallei wordt omringd door bergruggen. Binnen de vallei zijn de wateren minder van elkaar gescheiden dan 't lijkt. Veel waterlichamen zijn met elkaar verbonden dmv. ondergrondse rivieren en bovendien kan hevige regenval op veel plekken tijdelijke verbindingen tot stand brengen.

 

Ontwatering en exotische soorten bedreigen de vallei. Veel van dit soort geïsoleerde woestijn-biotoopjes, met name in het Zuiden van de Verenigde staten, zijn in de loop der tijd verdwenen. De gevolgen zijn in zo'n geval veel ernstiger dan bijv. het opdrogen van een rivier-arm. In het laatste geval is er gewoon minder habitat voor 'n soort, maar in het eerste  wordt een complete genenpool uitgeroeid. Het water wordt veelal onttrokken om veevoer te produceren. Ook het uitzetten van exoten vormt een steeds groter wordende bedreiging. Zo komt H. guttatus, (de rode cichlide uit Afrika) in grote getale voor. De federale overheid heeft nog getracht deze soort uit te roeien, maar heeft die pogingen moeten staken wegens te hoge kosten en een ontmoedigend resultaat. In 1994 is Cuatro Ciénegas uitgeroepen tot beschermd natuurgebied.

Kweek: 

De waterwaardes in Cuatro Ciénegas zijn erg stabiel. Hierdoor kunnen de dieren zich jaarrond voortplanten. H. minkleyi is polygaam. Grote, seksueel actieve mannen, bezetten grote territoria, soms wel van enkele meters in doorsnee. Hierin bevinden zich vaak meerdere nesten met evenzoveel vrouwtjes. Die nesten bestaan uit cilindervormig uitgegraven holen in het bodemsubstraat. In kleinere bronnen blijft het vaak bij dit ene territorium. Broedpogingen van lager geplaatste individuen vallen dan vaak ten prooi aan de meute. De nesten bestaan uit zo'n 300 eieren, welke in tegenstelling tot veel andere M-Amerikaanse Cichliden, dicht opeen worden afgezet. De eieren komen gemiddeld na twee dagen uit en de larven verblijven dan nog eens vijf dagen op de bodem van het nest.

 

De zorg om eieren, larven en de jongen ligt geheel bij de vrouw. Ook het uitgraven van het hol wordt meestal alleen door het vrouwtje gedaan.  De man bewaakt enkel zijn territorium, waarvan het vrouwtje dus indirecte bescherming geniet. Maar zelfs dit is slechts van tijdelijke aard, want als de jongen enige dagen vrij zwemmen wordt het vrouwtje inclusief nageslacht door de man uit zijn territorium gezet. De vrouwtjes moeten het dan maar alleen zien te redden. Dit vrouwonvriendelijke gedrag is volstrekt uniek onder M-Amerikaanse Cichliden. De vaderloze jongen worden door de moeder echter met verdubbelde intensiteit verzorgt en worden geen moment alleen gelaten.

 

H. minckleyi vertoont een sterk seksueel dichromatisme. Dit wil zeggen dat man en vrouw verschillend gekleurd zijn, althans, in de reproductiefase. Op dat moment kleurt de vrouw nml. licht, naar bijna wit en de man juist donker, naar bijna zwart. Meestal wordt dit veroorzaakt door seksuele selectie, maar bij H. minckleyi ligt dit toch even anders. De donkere kleur van dominante mannen wordt nml. vooral getriggerd door competitieve interacties met het eigen geslacht. In de natuur liggen er voortdurend rivalen op de loer met de intentie het territorium over te nemen. De donkere kleur dient hierbij als afschrikking. Behalve kleuronderscheid bestaat er ook nog een verschil in lengte. Mannetjes worden gemiddeld 10% groter en dragen bovendien vaak een voorhoofdsbult.

 

Er is bij H. minckleyi een zeldzame voortplantings-strategie waargenomen, nml. de sneakermale-strategie (Oldfield 2015). Dit is een strategie waarbij lager geplaatste mannen proberen met een bliksembezoek aan de legplaats, eieren te bevruchten. Mogelijk dat de grote territoria dit gedrag in de hand werken en mogelijk dat het broeden in holen hier weer een tegenmaatregel voor is.

 

http://thedaily.case.edu/case-western-reserve-university-researcher-discovers-fish-uses-sneaking-behavior-stealth-mating-strategy/

Aquarium: 

Herichthys minckleyi is een zeer agressieve cichlide, volgens sommige zelfs "de meest agressieve M-Amerikaan". Het duurzaam houden in gevangenschap is op de lange termijn alleen mogelijk in de allergrootste aquaria. Drie meter en meer. Type 1 en type 2 kan het best groepsgewijs worden gehouden. Het liefst verschillende leeftijdscategorieën door elkaar. Zorg voor voldoende en vooral ook geschikte schuilplaatsen. Niet alleen als toevluchtsoord voor de lager geplaatsten, maar ook voor de nodige broedgelegenheid. We hebben hier immers met een holenbroeder te maken. Type 3 houden we het best paarsgewijs in combinatie met andere grote cichliden. Dit type heeft een meer solitaire leefwijze.

 

In het aquarium kleuren mannen zelden totaal zwart. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat dominantie in het aquarium gemakkelijker bereikt en gehandhaafd wordt. In het aquarium worden rivalen vroegtijdig geëlimineerd en zijn ondergeschikte mannen nauwelijks in staat te stijgen in sociale status. Een dominante man bereikt zodoende in een aquarium 'n soort monopoly dat dienovereenkomstig minder verdedigd hoeft te worden. In de natuur daarentegen liggen voortdurend nieuwe rivalen op de loer. Daarom handhaven de dieren daar de donkere waarschuwingskleuren. Tevens is er 'n groot verschil in voortplantingsgedrag waar te nemen bij de man in het aquarium. Deze is dan veel zorgzamer dan in het wild. Dat bewijst deze film van Bruce Vandeweghe.

 

https://www.youtube.com/watch?v=-TmTXI1_8Ng/

 

Waterwaardes in de natuur gemeten: Temp 18 tot 35 C., PH 7,5 – 8,5, DH. 55. In het aquarium kunnen we temperaturen tussen de 25 en 30 C aanhouden en alkalisch water met een middelmatige tot hoge hardheid. Zacht water moet worden vermeden, hierin zijn de dieren vatbaar voor ziektes.

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: 
synoniemen: