Cincelichthys Bocourti (Vaillant & Pellegrin, 1902)

Tekst Rene Beerlink, foto Edwin Velthuis
Etymologie: 

Vernoemd naar Marie Firmin Bocourt, kunstenaar (illustrator) en bioloog, die in het kielzog van het Franse leger in 1864 een natuur-wetenschappelijke expeditie in Centraal Amerika opzette. Hierbij werden nieuwe plant en diersoorten naar Europa gebracht, waaronder Cincelichthys bocourti.

 

Cincelichthys bestaat uit twee woorden cincel = beitel en ichthys = vis.

Dus.., de vis met beitelvormige tanden.

 

Referentie: 

Voor het eerst beschreven als Neetroplus bocourti door Leon Vaillant en Jacques Pellegrin, twee Franse zoölogen, verbonden aan het natuur historisch museum in Parijs.

 

Vaillant L. & Pellegrin J. 1902. Cichlidés nouveaux de l'Amérique Centrale. Blz 85 -86. Bulletin du Muséum National d'Histoire Naturelle (série 2) 8(2), blz 85 – 86

Literatuur: 

-- Alberto Barrientos C. 2005. Fish abundance and community composition in native and non-native littoral aquatic plants at lake Izabal

-- Artigas Azas, J. (2018) Het Izabalmeer en de daarin levende cichliden. Cichlidae, 44(1): 12-18

-- Baensch H. / Riehl R. 1997. Aquarien Atlas, Band 5. Mergus Verlag, blz 838-839

-- Fioole J. 2004. De gouden cichlide, Cichlasoma bocourti. Cichlidae, 30(1): 1-7

-- McMahan C. et al. 2010. Molecular systematics of the enigmatic middle American genus Vieja

-- McMahan C 2015. Taxonomy and systematics of the herichthyins, with the description of eight new Middle American Genera

-- Miller R. 1976. Geographical Distribution of Central American Freshwater Fishes

-- Monterroso I. 2005. Comparison of two socio-economic assessment methods for the analysis of the invasion process of Hydrilla verticillata in Lake Izabal

-- Perez Alvarado L. 2004. La ictiofauna del Refugio de Vida Silvestre Bocas del Polochic y la cuenca del lago de Izabal

-- Rican O. et al. 2008. Phylogenetic relationships of Middle American cichlids, based on combined evidence from nuclear genes, mtDNA, and morphology

-- Rícan, O. et al. 2016. Diversity and evolution of the Middle American cichlid fishes with revised classification

– Socolof R. 1995. Op zoek naar de Gouden Mojarra. Het Cichliden jaarboek Volume 5, blz 72 tm 76

-- Stawikowski R. / Werner U. 1998. Die Buntbarsche Amerikas, Band 1. Verlag Eugen Ulmer

-- Traas B. 2003. Cichlasoma pearsei vs Cichlasoma bocourti, Het Aquarium Febr. 2003

-- Vaillant L. & Pellegrin J. 1902. Cichlidés nouveaux de l'Amérique Centrale, blz 85 -86

-- Wessel Rusty 2002. Cichlasoma bocourti. its capture and breeding

 

Beschrijving: 

Deze vis kunnen we met drie letters omschrijven. “GVR” u weet wel.., de Grote Vriendelijke Reus uit het boek van Roald Dahl. Een imposant voorkomen met een zachtaardig karakter. Waarschijnlijk bezorgt Cincelichthys bocourti, net als GVR, de aquariumhouder mooie dromen. Deze dient dan wel voor ruime huisvesting te zorgen, want hoe vredelievend ook, dit zijn wel vissen die in een aquarium gemakkelijk 40 cm kunnen worden. Gelukkig wordt dit aan de uitgave-kant weer enigszins gecompenseerd door bescheiden eetgewoontes. Cincelichthys bocourti is nml. vegetariër en neemt genoegen met zoiets als Fropskottel en Snoskommers.

 

C.bocourti wordt ook wel de gouden cichlide genoemd vanwege zijn prachtige goudgele basiskleur. Een zone rond de ogen en over de neus wijkt af van deze basiskleur en laat de vage afdruk van een masker na. Acht tot negen donkere dwarsbanden zorgen voor contrast, vaak alleen zichtbaar ter hoogte van de lengtestreep of gefragmenteerd in de centra van de schubben. Onder de juiste lichtomstandigheden draagt deze vis ook blauw iriserende tinten, vooral in het gedeelte van de zachte vinstralen. Tijdens de broedtijd krijgen de dieren een donkere keel. Cincelichthys bocourti is een hoog gebouwde vis en heeft een bovenstandige bek.

 

Deze vis is sterk verwant aan Cincelichthys pearsei, waarvan hij echter goed te onderscheiden is. C. pearsei heeft een donkere buikpartij welke bij C. bocourti ontbreekt. Voor de rest zijn de overeenkomsten echter verbluffend, zowel morfologisch als ecologisch en met enige goede wil zouden we C. bocourti ook als de meest Noord-Oostelijke variant van C. pearsi kunnen beschouwen. C. pearsei bewoont een groot gebied in het Zuiden van Mexico tot diep in Guatemala. Het verspreidingsgebied van C. bocourti is veel kleiner maar sluit hier naadloos op aan.

Herkomst: 
Guatemala en Belize
Verspreiding: 

Het Izabal meer in Guatemala is de typelocatie van deze vis en kan worden beschouwd als het centrum van de genenpool. Vanuit hier heeft de vis weten door te dringen in enkele aansluitende en nabijgelegen rivieren. Ten eerste natuurlijk de belangrijkste toevoerrivier, de Rio Polochice. In deze rivier komt zij in het laatste stuk, stroomafwaarts voor. De tweede rivier waarin C. bocourti voorkomt is dan natuurlijk de afvoerrivier van Lake Izabal, de Rio Dulce. Verder komt deze vis nog voor in enige riviertjes die in de Bahía de Amatique uitmonden. De meest Noordelijke hiervan is Rio Moho in Bezize. In de literatuur worden ook de Rio Temash en Rio Sarstoon genoemd maar hiervan ontbreken recente vangst-meldingen.

 

Habitat:

Het Izabalmeer is het grootste zoetwater-ecosysteem van Guatemala. Ingeklemd tussen het Santa Crutz en het Las Minas (twee bergen) vormt het een natuurlijke corridor welke het binnenland met de zee verbindt. Het natte seizoen begint in mei en eindigt in november. Het droge seizoen is dus veel korter. Koude-luchtmassa's die vanuit de noordkant tijdens de wintermaanden binnenkomen, verlagen de temperaturen tot hun laagste in december en januari. Het meer heeft een gemiddelde diepte van 12 mtr. maar een brede strook langs de oevers is niet dieper dan 5 mtr. Hier zorgen invasieve waterplanten zoals waterpest en waterhyacint voor grote problemen.

 

We zouden ons voor kunnen stellen dat dit het favoriete habitat van C. bocourti is geworden en zelfs dat hij een bijdrage aan de oplossing zou kunnen leveren, maar de cijfers (Perez 2004) spreken dit tegen. Ten eerste is C. bocourti vrij zeldzaam in het meer. Ten tweede liggen de meeste vangstplaatsen buiten de waterpest-velden en ten derde worden deze vissen hier maar half zo groot als in ons aquarium. 20 cm is hier al groot. Zodoende is ook de waarde als consumptievis niet noemenswaardig. De vissers noemen deze vis dan ook Cagona dat “shit” betekent (Barrientos 2005). Een nogal snelle devaluatie, want de vis werd volgens Socolof (1995) nog “Mojarra de Oro” genoemd, de gouden Cichlide. Blijkbaar heeft de komst van niloticus niloticus de maatstaven enigszins veranderd.

 

Het Izabal meer wordt door vele riviertjes en rivieren gevoed. Aangezien rioolwater-zuiveringsinstalaties ontbreken ontstaat er een overschot aan voedingsstoffen in het meer. Hier gedijen de waterpestvelden uitstekend op. In feite nemen zij de plaats in van de ontbrekende afvalzuivering. Het grootste debiet aan water 70% wordt door de Rio Polchic aangevoerd. Het Izabal meer heeft slechts één rivier die het water afvoert, de Rio Dulce. Deze is 30 km lang en brengt het water van lake Izabal dat slechts één meter boven zeeniveau ligt naar de Golf van Honduras. Het meer bevat samen met zijn directe vertakkingen bijzonder veel Cichliden en levendbarenden.

 

Cichliden:

Cribroheros robertsoni, Cryptoheros spillurus, Parachromis managuensis, Rocio octofasciata, Rocio spinosissima, Thorichthys aureus, Trichromis salvini, Vieja maculicauda en dan nog de exoten Oreochromis mossambicus en Oreochromis niloticus niloticus.

 

Levendbarenden:

Belonesox belizanus, Carlhubbsia stuarti, Gambusia luma, Gambusia sexradiata, Heterandria bimaculata, Heterandria litoperas, Phallichthys c.f amates, Poecilia mexicana, Poecilia sphenops, Poeciliopsis gracilis, Xiphophorus hellerii, Xiphophorus maculatus, Xiphophorus mayae.

 

Gedrag: 

Rustig, soms wat schuw. In een aquarium kan, deze relatief grote soort, toch worden onderdrukt door kleinere soorten, vooral visjes met een wat agressiever karakter, zoals bijv. Trichochromis salvinni.

Voedsel: 

In de natuur vooral plantaardig. Algen zaden, vruchten, en planten, zowel aquatische als ook groen van overhangende landplanten. Rusty wessel (2002) heeft de dieren in het wild ook zien foerageren op slakken en insecten.

Kweek: 

Open substraatbroeder. Koppelvorming komt vaak traag op gang. Vaak zijn de dieren dan al twee jaar oud en meten dan zo'n 30 cm. Voor de dieren daadwerkelijk gaan afzetten kan er een dagenlange zo niet wekenlange baltsperiode aan vooraf gaan. Een temperatuursverhoging kan het proces versnellen. De kleuren worden intensiever contrastrijker en beide ouders krijgen een donkere kin. Geslachtsverschillen zijn moeilijk te zien. Mannetjes worden groter, zijn iets kleurrijker (meer geel) en hebben een, op latere leeftijd, steiler kopprofiel. Maar misschien dat het geslachtsverschil nog het duidelijkst tot uiting komt in het gedrag. Mannetjes zijn agressiever.

 

Eieren worden afgezet op een horizontaal vlak. Nesten tussen 300 tot 600 eieren, wat relatief klein is bij dergelijk grote vissen. Na 72 uur komen de eieren uit en na 8 tot 9 dagen zwemmen de larven vrij. De jongen dragen een opvallend bandenpatroon en zijn gemakkelijk groot te brengen met artemia-larven. Het verdient aanbeveling de jongen bij de ouders te laten. Het zijn prima ouders, Jan Fioole rapporteerde in 2004 hoe ze zich over jongen van andere soorten ontvermden. Bij voedselgebrek kunnen de jongen huidsecretie op de flanken van de ouders gaan eten. Dit gedrag noemen we “contacting” en zien we vaker bij Midden en Zuid Amerikaanse Cichliden. Als ouders hier onder gaan lijden moeten we de school verkleinen.

 

Aquarium: 

Het heeft heel wat voeten in aarde gehad voordat we de Gouden Cichlide in onze aquaria konden bewonderen. Nadat in 1984 de eerste kleurenfoto's werden gepubliceerd in de FAMA (Freshwater and Marine aquarium magazine) ontstond er een ware jacht op deze vis. Ross Socolof

is maar liefst 5 keer op locatie terug geweest voor hij in 1994 met veel geluk een aantal dieren wist te bemachtigen. De Duitsers claimen de vis overigens al 'n jaar eerder naar Europa te hebben gebracht (Baensch H. / Riehl R. 1997), nml door Garbe, Sosna, Sievering en Bals. De Eerste Gouden Cichlide in Nederland kwam via Juan Claude Nourissat naar ons land. Brian Traas documenteerde in 2003 de eerste geslaagde kweek in Nederland.

 

Vreedzame cichliden, ook onder elkaar, maar als we ze te klein huisvesten kunnen ook deze vissen humeurig worden. Groepsgewijs houden we ze in bakken vanaf 3 mtr. met een diepte van minimaal 60 cm. We kunnen ze ook gemakkelijk combineren met andere cichlidensoorten. Bijv C. spilurus, C. robertsoni, T. aureus, R. spinosissima en V. maculicauda. Allemaal rustige en of kleinere soorten die bovendien uit dezelfde regio komen. Ook de visetende soorten p. splendida. P. motaguense bieden combinatiemogelijkheden. Niet samenhouden met C. pearsei ivm. kruisingen en niet samen houden met T. salvini ivm. agressie stress. Voor de rest is C. bocouri een weinig eisende medebewoner. Let op uw lichtkap. Er zijn gevallen bekent waarbij lichtkappen werden verplaatst door springende vissen.

 

Dit is een laaglandbewoner en een inrichting met veel planten en hout zouden de natuurlijke situatie het dichtst benaderen. Helaas zal er dan weinig (zeg maar niets) van de beplanting overblijven. Om C. bocourti toch 'n beetje tegemoet te komen in zijn habitatvoorkeuren zouden we bij wijze van uitzondering een beroep kunnen doen op de plastic variant van het groen. Veel van deze vissen lijden in aquaria in meer of mindere mate aan obesitas. Dit komt vaak doordat de dieren veelal worden gecombineerd met vissen die een veel eiwitrijker dieet volgen. Paardebloembladeren, spinazie, sla erwten, rode kool, eendekroost, spirulina, zijn allemaal prima voer en natuurlijk mag C. bocourti op z'n tijd best wel eens iets stevigers, maar houd het het binnen de perken want voor je 't weet eet deze vis zich tonnetje rond. Ph 7 – 8,5. Temp 26 – 30 ℃.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Neetroplus bocourti

Cichlasoma bocourti