Chiapaheros grammodes (TAYLOR & MILLER 1980)
De Genusnaam Chiapaheros is afkomstig van de typelocatie, de Rio Chiapa uit de bovenloop van de Rio Grijalva. Bovendien blijkt de naam al eerder opgenomen in een Genbank overeenkomend met sequentie-data van Concheiro-Pérez et al. 2006. De naam is daarom ook een erkenning voor Gustavo Concheiro-Pérez die deze soort wist te onderscheiden. (McMaham 2015)
Grammodes betekent “gestreept” relaterend aan de unieke (meestal 7, van opzij gezien) strepen op de snuit die deze vis van alle andere Herichthyines onderscheidt.
Taylor J. & Miller R. 1980. Two new cichlid fishes, genus Cichlasoma, from Chiapas, Mexico. Occasional Papers of the Museum of Zoology, University of Michigan. (n. 693), pp. 16
Dr. Rüdiger Riehl und Hans A. Baensch. Aquarien Atlas Band 3, blz 728-729.
Grote bek, strepen in het gezicht en lange rijen rode punten. Nee, niet de uitdossing van een Indiaan op oorlogspad, maar de morfologische kenmerken van C. grammodes, de pas laat beschreven Cichlide uit de bovenloop van de Grijalva. Deze vis lijkt nog het meest op de Guapotes uit de geslachten Petenia en Parachromis waardoor hij ook wel eens gekscherend “mini-Dovii” wordt genoemd. Toch is deze gelijkenis slechts convergent en heeft de vis nu zijn eigen genus gekregen. Hiermee behoort ook de vermeende relatie met A. istlanum definitief tot het verleden. Althans de “nabije relatie” want al het leven is natuurlijk in meer of mindere mate gerelateerd.
De naam mini-Dovii is enigszins misleidend want de dieren bereiken in het aquarium altijd nog zo'n 25 cm. Dit geldt dan voor de mannen, de vrouwtjes blijven 'n stukje kleiner. Vergeleken met een Dovii is dat inderdaad klein maar die haalt dan ook 'n halve meter. Het geslachtsverschil wordt bij volwassen dieren behalve in lengte ook nog op de kieuwdeksels zichtbaar. Die van de mannen zijn bestrooid met kleine donkere stippen welke bij de vrouwtjes ontbreken. Een ander morfologisch kenmerk waaraan we duidelijk het geslacht kunnen herleiden is de verschillende wijze waarop de kleur rood wordt gedragen.
Bij de mannen is dit als een vlekje, midden op iedere schub, waardoor een strak rijenpatroon ontstaat. De vrouwtjes daarentegen dragen het rood niet op het midden, maar aan de randen van de schub. Hierdoor ontstaat een totaal ander patroon. 'N raster of net-patroon. De associatie met rode netkousen dringt zich op. Ik gok dat de mannen het onweerstaanbaar vinden;) . In de broedtijd kleuren jonge vrouwtjes geheel of gedeeltelijk zwart. Deze eigenschap neemt op latere leeftijd af. Behalve de roodkleuring kunnen de dieren onder bepaalde lichtomstandigheden ook prachtig iriserende blauwtinten vertonen. Jonge en of niet seksueel actieve dieren zijn meestal grijs met 'n laterale streep of vertonen een donkere vlek op de flank en of op de staartwortel, welke vaak weer omzoomd wordt door een blauwe rand.
Het thuisland van C. grammodes is de “Central Chiapas Depresion”, Dit is een hooglandplateau (600 tot 900 mtr), ingeklemd tussen het Centrale bergmassief in het Noorden en een vulkanische uitloper van de “Sierra Madre” in het Zuiden. Deze twee bergketens komen in Guatemala bij elkaar en vormen in 't voorland (in Mexico) 'n soort kom, de Central Chiapas Depresion. Hier stroomt de Rio Grande de Chiapas, één van de toevoerrivieren van de Rio Grijalva.
In 1968 is men op deze plek begonnen met de bouw van de La Angostura dam die vanaf 1974 het leefgebied van C. Grammodes dramatisch heeft veranderd. Het werd de grootste van de in totaal vier dammen die het water in de Grijalva zouden gaan beheersen. Waar eens een netwerk van kleine riviertjes zich door smalle bergpassen een weg baanden ontstond nu een reusachtig meer. Het is niet moeilijk voor te stellen dat evolutie op dit soort momenten een tandje bij moet zetten. Er zijn maar twee opties, aanpassen of uitsterven. Van C. Grammodes kan gezegd worden dat hij zich uitstekend heeft weten aan te passen, want behalve stroomopwaarts, in de snel stromende riviertjes van Guatemala komt C. grammodes nog steeds voor in het nu stilstaande water van het Angustora-meer (het stuwmeer dat ontstond na gereedkoming van de dam).
In zijn jeugd een onopvallende terughoudende Cichlide maar eenmaal volwassen kunnen de dieren zich (ook in een groot aquarium) tot ware tirannen ontpoppen. Onder aquariumomstandigheden blijven koppels daarentegen elkaar vaak 'n leven trouw.
'N gestrekt lichaam, grote bek, vangtanden en 'n spatelvormige staart maken duidelijk dat we hier met een rover te maken hebben. In de vrije natuur zal de dagelijkse kost dan ook voor een groot deel uit kleine gewervelden bestaan (voornamelijk visjes) die vanuit 'n hinderlaag worden verschalkt. In het aquarium kunnen we deze jachttechniek ook waarnemen. Vanuit hun schuilplaats kunnen we de doorgaans rustige dieren opeens bliksemsnel zien toeslaan waarna ze ook weer net zo snel verdwijnen. Overeenkomstig de eetgewoonten moeten we deze dieren stevige kost serveren. Sticks of granulaat aangevuld met Mysis, Krill, Mosselvlees en stukjes vis. Zoiets als 'n guppenkweek krijgt natuurlijk extra sterren van C. grammodes.
Met ongeveer 8 centimeter worden de dieren geslachtsrijp. Terwijl het rood op de flanken van de mannen steeds intenser wordt, verloopt de verkleedpartij bij de dames nog 'n tikkeltje dramatischer. De vrouwtjes kleuren over hun totale corpus zwart. De turquoise iriserende rugvin met rode zoom, maakt het tenslotte helemaal af. De balts verloopt stormachtig en zelden zonder kleerscheuren. Vaak gaat er een korte periode van bektrekken aan vooraf. C. grammodes is een open substraatbroeder dus de eieren worden op een vlak stuk substraat gelegd, wel enigszins beschut maar niet in een hol. Het vrouwtje bewaakt het legsel en het mannetje het territorium, dit doet hij echter met weinig agressie, eerder met een houding van souvereiniteit (Richard Fischer 2001).
Aan de relatief grote eieren kunnen we afleiden dat we hier met een reofiele vis ('n vis uit stromend water) te maken hebben. Uit de grote eieren komen nml grote jongen, welke beter opgewassen zijn tegen de turbulentie waarin ze ter wereld komen. De grotere eieren vergen echter ook een langere ontwikkelingstijd. Vijf dagen kan het duren voordat de jongen uitkomen en nog eens zes voordat de jongen vrij zwemmen. De jongen worden daarna door beide ouders bewaakt en geleid. De ouderzorg gaat vaak zover dat ze hun jongen (bij te weinig voedselaanbod) op hun flanken laten grazen. Dit zien we vaker bij Z. en M-Amerikaanse Cichliden. De verzorger dient nu alert te zijn. Om te voorkomen dat de ouders ernstige huidbeschadigingen oplopen moet men op tijd een substantieel deel van de jongen weg vangen.
C. grammodes is lang niet zo ziektegevoelig als A. istlanum en M. beani, welke voorheen vaak als natuurlijke groep werden aangemerkt. Alleen in de opfokfase kunnen de dieren nog wel eens last van darmproblemen hebben. De waterkwaliteit is voor deze dieren echter wel belangrijk. Het zijn van origine bewoners van stromend water. Dit betekent helder, schoon en zuurstofrijk water. In het aquarium te bereiken met proportioneel zware pompen in combinatie met een grote filtercapaciteit en veel water verversen.
Men houd de dieren bij voorkeur per koppel in bakken vanaf 2 mtr. Groepsgewijs samenhouden loopt (vanwege de grote intraspecifieke agressie) vaak niet goed af. Meestal eindigt dit met één normaal ontwikkeld alfa-dier of koppel dat de bak domineert tegenover een restgroep die voortdurend op de vlucht cq. ondergedoken zit en zodoende vaak groeiachterstanden oplopen. Samenhouden met andere soorten is wel mogelijk maar dan het liefs met soorten die een andere kleur en morfologie vertonen, zoals Vieja hartwegi of Vieja breihdori, met welke C. grammodes ook in de natuur samen voorkomt.
Een inrichting met verschillende maten rolkeien komt overeen met de natuurlijke omstandigheden en creëert schuilmogelijkheden voor het vrouwtje. In het natuurlijk biotoop komen geen of nauwelijks planten voor. Dit mag voor C. grammodes dus achterwegen blijven maar is onder bepaalde voorwaarden (goed verankerd) evt. wel mogelijk. De planten worden niet gegeten. De Temperatuur in het verspreidingsgebied varieert tussen de 20 en 29 Gr. C. Het water is normaal gesproken hard tot zeer hard, 10 tot 33 Dgh en met een carbonaathardheid die vaak nog boven de totale hardheid uitkomt. Ph waardes tussen 7 en 8. (Werner 2005). C. grammodes is weliswaar minder gevoelig dan bijv. M. beani of A. istlanum maar daarmee zeker nog geen beginnersvis.
Cichlasoma (Parapetenia) grammodes, Taylor et al, 1980
Nandopsis grammodes, Burgess, 2000
Chiapaheros grammodes, McMahan et al, 2015