Paraneetroplus bulleri (REGAN, 1905)
Vernoemd naar Dr. Audley Cecil Buller. Musea maakten in de negentiende eeuw vaak gebruik van verzamelaars die zich namens hen in de gevaarlijke wildernis waagden. Een van die verzamelaars was Dr. Audley Cecil Buller. Namens het Amerikaanse Natuur Historisch museum begon Buller in 1889 aan zijn epische verzamelreis naar de witte plekken op de kaart van Mexico. Hij legde in vier jaar tijd, 1600 km af, bracht vele nieuwe diersoorten mee terug, waaronder P. bulleri, maar overleed uiteindelijk op 41 jarige leeftijd aan de gevolgen van deze zware expeditie.
Regan C. 1905. A revision of the fishes of the American cichlid genus Cichlosoma and of the allied genera. Annals and Magazine of Natural History. (Ser. 7) vol. 16; pp 60-77; 225-243; 316-340; 433-44
-- Artigas Azas J. 2015. Het geslacht Paraneetroplus. De Corrienteras van Mexico Cichlidae 41 (4) 14-23
-- Beolens B. et al. 2009. The Eponym Dictionary of Mamals
-- IUCN Redlist 2020. Paraneetroplus bulleri (Sarabia Cichlid) (iucnredlist.org)
-- Kullander S. 2003. Check list of the Freshwater Fishes of South and Central America
-- Miller R. 2005. Freshwater fishes of Mexico, blz 373
-- Regan C. 1905. A revision of the fishes of the American cichlid genus Cichlosoma and of the allied genera
-- Stawikowski/Werner 1998. Die Buntbarsche Amerikas, band 1, blz 417-419
-- Waas T. 1996. P. bulleri (Regan 1905), Cichlidae jaargang 22, nr 6, blz 159-160
Typesoort van het geslacht Paraneetroplus. Dit is een (voor Midden-Amerikaanse begrippen) hoog gespecialiseerd geslacht van cichliden dat zich heeft aangepast aan een vegetarische leefwijze in de Midden en bovenlopen van Zuid-Mexico. Dit geslacht kenmerkt zich door een onderstandige bek, een lang gestrekt lichaam en voor Midden-Amerika unieke beitelvormige tanden. De monofylie van dit geslacht (vissen met eenzelfde voorouder) leidt geen enkele twijfel. De overeenkomsten tussen de vier soorten van dit geslacht zijn verbluffend. Zowel in lichaamsbouw, kleurpatroon als wel in habitatvoorkeur en foerageergedrag. Bovendien vullen de soorten elkaar geografisch gezien naadloos aan.
Deze vis is in zijn habitat perfect aangepast aan het afgrazen van bealgde stenen in sterke stroming. Met zijn onderstandige bek hoeft hij niet op zijn kop te gaan staan om z'n maaltje bij elkaar te schrapen. Dat scheelt 'n hoop energie en dat is iets waar je niet zuinig genoeg mee om kunt springen als je vegetariër bent en voortdurend de stroming moet trotseren. Herbivoren moeten nu eenmaal veel meer eten om dezelfde hoeveelheid energie te genereren dan omnivoren. In de natuur zijn deze vissen dan ook vaak te zien met ronde buikjes (Artigas 2015). Helemaal strikt in de leer is deze vis trouwens niet. Alle bijvangst, in de vorm van insecten wormpjes en slakjes, gaan even zo gemakkelijk via hetzelfde bekje naar binnen.
Wanneer enkel de 5de en 6de dwarsband tot in de rugvin doorloopt weet u zeker dat u met P. bulleri te maken heeft. Dit is namelijk één van de belangrijkste diagnostische kenmerken van deze soort. Helaas zijn deze echter niet onder alle omstandigheden te zien. Jonge dieren bijv. hebben een normaal doorlopend bandenpatroon. Een tweede opvallende kenmerk zijn de zalmkleurige kieuwdeksels waarvan de kleur tot in de kop door kan lopen, maar ook dit komt pas tot uiting bij seksuele volwassenheid. De kop met zijn onderstandige bek heeft wel iets van een Afrikaanse Tropheus-soort. Niet toevallig hebben beiden dan ook overeenkomstige nishes. Aufwuchs-eters, de een in de stroming en de ander in de branding.
Het verspreidingsgebied van deze soort beperkt zich tot het Coatzacoalcos stroomgebied. Hier komt zij voor in de twee hoofdstromen, Grande en Uxpanapa alswel in de sneller stromende delen van de midden en bovenloop waaronder Rio Almoloya, Junapan, Sarabia, Jaltepek, Chachijapan, Solosuchil en de Ajal river. Tot dusver is haar voorkomen in deze rivieren stabiel gebleken (IUCN Red list 2020). Volgens Artigas (2015) echter, is de toekomst van deze soort nog niet zo zeker. Hij merkt op dat de toenemende ontbossing in het natuurlijk habitat voor een toename aan slib in de rivieren zorgt. Méér slib betekent, méér troebel water. Méér troebel water betekent minder alg. Minder alg betekent ….. Voedselspecialisten zoals P. bulleri zijn bij veranderende omstandigheden extra kwetsbaar.
Habitat:
Tropische regenwoudrivieren op de uitlopers van De Sierra Madre vormen de bron voor het habitat van het geslacht Paraneetroplus. De jaarlijkse neerslag bedraagt hier gemiddeld 1000 mm en in grote delen van het verspreidingsgebied zelfs 2500 mm. Het meeste valt tussen juni tot en oktober. Bij grote hoeveelheden neerslag kan de stroomsnelheid sterk toenemen en het water troebel kleuren. Het zuurstofgehalte bereikt de maximale verzadiging. De temperatuur fluctueert, ook weer afhankelijk van de neerslag, van 20 tot 30 ºC. Water neutraal tot alkalisch en zacht. Het fysieke habitat van P. bulleri bestaat uit schaduwrijk, ondiep (tot 2 mtr) water dat wordt gedomineerd door stenen van gevarieerde afmetingen. De bodem meestal zand en grind. Hogere planten komen in het milieu van P. bulleri niet voor.
Volwassen dieren zwemmen in de natuur veelal groepsgewijs tegen de stroom op. Zij grazen hierbij met hun aangepaste gebit de aangroei van stenen en hout. Jonge dieren eten ook algen maar leiden een individueler en verborgener leven tussen de stenen. Deze soort is vanwege zijn snelheid en grote vluchtafstand zeer moeilijk te vangen. In het aquarium gedragen de dieren zich in eerste instantie veelal schuw. Dit zit in de natuur van deze dieren. Het leven in ondiep water brengt vele gevaren met zich mee. Aangeboren schuwheid kan in zo'n geval het leven aanzienlijk verlengen.
Herbivoor tussen aanhalingstekens. Artigas (2015) merkt terecht op dat dit soort vissen nooit geheel als herbivoor kunnen worden aangemerkt omdat zich tussen de algen ook allerlei dierlijk leven bevindt dat uiteraard niet uitgespuwd, maar dankbaar geconsumeerd wordt. Het hoofdvoedsel van deze soort zal echter toch hoofdzakelijk bestaan uit algen. Met hun beitelvormige tanden grazen ze als echte Aufwuchs-eters de stenen af, zoals we die uit de Afrikaanse Riftmeren kennen.
Koppelvorming vind plaats vóórdat er een territorium wordt uitgezet (mogelijk het resultaat van een migrerende levenswijze). Dit laatste doen zij dan ook samen. Die territoria bevinden zich vaak net voorbij de stroomversnellingen. Dit heeft een strategische voordeel. Hier stroomt het water niet zo hard als in de stroomversnellingen maar hard genoeg om eventuele predatoren (Astyanax) rap voorbij te zien racen. De 2 mm grote eieren worden in een broedkuil van zo'n 30 cm doorsnee en 5 cm diepte gelegd en zijn met het blote oog nauwelijks te zien en dit is niet voor niets.
De broedzorg-motivatie is bij dit geslacht minder groot als bij veel andere Midden-Amerikanen. De man, die sowieso al op enige afstand verbleef, is bij de minste of geringste dreiging vertrokken. Het vrouwtje is nog wel even genegen om op haar post te blijven, maar niet voor lang. Ook zij zal bij toenemende dreiging het nest verlaten. Zij blijft echter wel in de buurt, terwijl ze omtrekkende bewegingen maakt, om de locatie van haar nest niet prijs te geven. De onzichtbaarheid van de eieren komt nu goed van pas. Grote scholen Astyanax zijn in het habitat van P. bulleri voortdurend op rooftocht. Deze consumeren een broedsel in luttele seconden.
Eieren komen na twee dagen uit en de larven worden naar een nabijgelegen spleet verplaatst. Hier verblijven zij nóg eens vijf dagen, tot hun dooierzak is opgeteerd. Het vrijzwemmen gaat de jongen ondanks de sterke stroming verbazend goed af. De ouders worden dapperder met de dag. Hoe meer energie ze erin hebben gestoken, hoe meer er valt te verdedigen. De jongen op hun beurt leren snel en reageren acuut op signalen van hun ouders. Bij naderend gevaar verdwijnen ze als zand tussen de stenen. De jongen blijven onder begeleiding totdat ze zo'n twee cm zijn geworden. Dan begint ook voor hun het grote avontuur.
Zoals veel rheofiele soorten is ook P. bulleri gevoelig voor bloat. Dit is een veel voorkomende en helaas vaak fatale ziekte onder cichliden. De naam “bloat” is een verwijzing naar de opgeblazen buik die de vissen hierbij soms vertonen. De ziekte is een gevolg van een verkeerde verzorging. De vissen stoppen met eten, worden immobiel en vaak scheiden ze een witte ontlasting uit. Als u er op tijd bij bent kan een medicijn op basis van Metronidazol soms redding bieden. Maar voorkomen is natuurlijk altijd beter dan genezen. Daarom hier de verzorgingseisen van P. bulleri.
Kijk uit met dierlijke eiwitten. Alhoewel jonge dieren deze nog nodig hebben voor groei en ontwikkeling is het raadzaam dit bij het ouder worden af te bouwen. Daarbij is het verstandig om de dierlijke component te beperken tot kreeftachtigen. Dus Artemia (larven), Cyclops, Daphnia, Artemia (volwassen), Mysis en krill, zo'n beetje in deze volgorde. Geleidelijk aan verschuiven we dit dierlijke bijvoer naar meer plantaardig voeding. Men kan daarbij denken aan gekookte erwten, al dan niet met kokend water overgoten sla, andijvie, spinazie, komkommer paardenbloembladeren etc. etc. Het basisdieet kan bestaan uit een goede kwaliteit droogvoer, speciaal voor herbivoren.
Voer niet teveel. Rheofiele vissoorten staan erom bekend gulzige eters te zijn. Het milieu waarin dit soort vissen opgroeien is onbarmhartig hard en voedingsstoffen slechts in beperkte mate aanwezig. Het leven onder dit soort omstandigheden kan zich niet permitteren kansen te laten liggen. Zoiets als een verzadigingsgevoel is in dit soort milieus dan ook volkomen nutteloos en hoogstwaarschijnlijk niet of slechts matig ontwikkeld. Daar komt bij dat de voedingswaarde van onze geprepareerde instant-voeders vele malen hoger ligt dan hetgeen ze in de natuur gewend zijn. Zodoende kunnen deze dieren zich dus letterlijk dood eten.
Zorg voor zuurstofrijk water. Als uw dieren een snelle ademhaling vertonen is er waarschijnlijk sprake van zuurstofgebrek. De enige andere oorzaak van een te snelle ademfrequentie is vergiftiging (zie stikstofkringloop). Als er sprake is van zuurstoftekort kunt u de temperatuur verlagen en of de populatie verkleinen en of de watercirculatie van beneden naar boven (en omgekeerd) verbeteren. Dit is met extra circulatiepompen gemakkelijk te realiseren. Ook is een krachtige filterinstallatie van belang.
Houd het gehalte aan stikstofproducten (amonia, nitriet, nitraat) laag. Deze komen vrij bij de afbraak van uitwerpselen en voedselresten. Ook dit kan een vorm van vergiftiging veroorzaken, helemaal als het om nitriet of ammoniak gaat. Maar behalve een abiotische belasting ontstaat er bij de afbraak van stikstof ook een biotische belasting. De hele stikstofkringloop berust immers op een bacterieel proces. Vissen uit laaglandrivieren kunnen hier prima tegen, maar voor rheofiele soorten ligt dit anders. Bacteriën komen in het water van hun natuurlijk habitat slechts in zeer kleine concentraties voor. Hierdoor hebben ze minder weerstand tegen bacteriële infecties. De remedie is dus water verversen en dit mag gerust een graadje koeler zijn dan het water in het aquarium.
Voorkom stress. Teveel dieren in één aquarium veroorzaakt stress. Dit tast de algehele weerstand en dus gezondheid van deze dieren aan. Bedenk dat dit zeer beweeglijke vissen zijn en dus meer ruimte vergen dan de meeste andere cichliden. Als we de NVC-maatstaven hanteren komen we al gauw op een bak van 240 cm uit. Inrichting met rolkeien sterke stroming en eventueel samen te houden met bijv Chuco, Vieja of Maskaheros-soorten. Sommige liefhebbers hebben P. bulleri ook jarenlang succesvol samen gehouden met Thorichthys-soorten zoals T. callolepis of T. helleri. Ook bijvissen zoals Astyanax zijn prima medebewoners.