Oscura heterospila (HUBBS, 1936)
De geslachtsnaam Oscura betekent “donker” in het Spaans, wat past bij de doorgaans donkere kleur van het geslacht.
De soortnaam bestaat uit twee componenten. Hetero vindt zijn oorsprong in het Grieks en betekent “ongelijk”. Spilum komt uit het Latijn en staat voor “gevlekt”. De naam slaat op de ongelijkmatige verdeling van de vlekken op de flanken van de vis.
McMahan, Caleb D., et al. "Taxonomy and systematics of the herichthyins (Cichlidae: Tribe Heroini), with the description of eight new Middle American Genera." Zootaxa 3999.2 (2015): 211-234.
Gómez-González, Adán Enrique, et al. "Fishes of the Grijalva River basin of Mexico and Guatemala." Check List 11.5 (2015): 1726.
Hubbs, Carl Leavitt. 1936. "XVII. Fishes of the Yucatan Peninsula". The Cenotes of Yucatán, a Zoological and Hydrographic Survey. (457) pp. 157-287
McMahan, Caleb D., et al. "Taxonomy and systematics of the herichthyins (Cichlidae: Tribe Heroini), with the description of eight new Middle American Genera." Zootaxa 3999.2 (2015): 211-234.
Stawikowski, Rainer & Werner, Uwe. 1998. "Die Buntbarsche Amerikas, Band 1". 389-390.
Oscura heterospila is momenteel de enige soort in het geslacht Oscura. Over de jaren heen is er getouwtrek geweest over tot welk geslacht deze soort zou behoren. Momenteel lijkt de soort gestrand te zijn bij Oscura. Echter zijn de meningen hierover verdeeld. Het controversiële artikel van McMahan et al. uit 2015 wordt nog lang niet door iedereen erkend. Volgens McMahan verschilt Oscura heterospila van soorten uit het Vieja geslacht omdat de kenmerkende laterale streep over de flank van de vis ontbreekt. Verder heeft O. heterospila donkere schubben en brede strepen op de flanken die juist bij de Vieja soorten ontbreken.
O. heterospila is doorgaans te herkennen aan de zeer contrastrijke verschijning. De donkere vlekken op de flanken in combinatie met de brede verticale strepen contrasteren sterk met de parelmoere kleur van de vis. De stemming heeft invloed op de intensiteit van zowel de donkere vlekken als de tint van de parelmoeren achtergrond. De tint van de achtergrond varieert doorgaans van olijfgroen tot goudkleurig. In een paarstemming worden de donkere plekken zwart en de achtergrond neigt naar wit, waarbij de parelmoeren glans behouden blijft.
In de natuur leeft O. heterospila doorgaans in langzaam stromende rivieren, poeltjes en meren. Het dieet bestaat vermoedelijk uit garnaal- en kreeftachtigen, insecten en plantaardig materiaal.
Voor zover bekend zijn er geen duidelijke verschillen tussen exemplaren van verschillende geografische populaties.
De soort komt voornamelijk in het Río Usumacinta stelsel voor. Enkele plaatsen waar de vis voorkomt zijn: Río Candelaria, Laguna des Illusiones (Mexico), Laguna Noh (Mexico), Laguna Lacanjá (Mexico), Laguna la Gloria (Guatemala), Laguna Lachuá (Guatemala), Rio Subin (Guatemala). Verder kan de vis ook worden gevonden in de benedenloop van de Río Grijalva, zoals in waterlichamen van het Tabasco gebied.
De vis is niet agressief. In dat opzicht is deze soort vergelijkbaar met Cincelichthys pearsei. Verder is de vis vaak aan het foerageren en continue op zoek naar voedsel.
(Jonge) vissen komen over het algemeen voor in groepen. Tijdens voortplanting zonderen de vissen zich af van een groep.
In het aquarium maakt de vis geen hyperactieve indruk, maar komt wel altijd nieuwsgierig over.
O. heterospila is een opportunistische omnivoor met een voorkeur voor insecten en kreeftachtigen. Hoogstwaarschijnlijk krijgt de vis ook algen en ander plantaardig materiaal binnen tijdens het foerageren.
In het aquarium is de soort minder herbivoor dan bijvoorbeeld een Cincelichthys pearsei of Vieja melanura, maar men doet er verstandig aan om de vis voor een aanzienlijk deel van het dieet te voorzien van groenvoer. Voeding met een hoog eiwit- en energiegehalte zal er voor zorgen dat de vis groter en vetter wordt dan exemplaren in de natuur.
De soort is rond het eerste levensjaar geslachtsrijp. Geslachtsbepaling is niet gemakkelijk te doen. Mannen zijn groter en hebben een wat meer langgerekte bouw. Verder hebben ze over het algemeen grotere rug- en anaalvin. Bij de vrouwen zijn die in verhouding tot de rest van het lichaam minder groot. Op basis van kleur en streepjes- of vlekkenpatroon is geslachtsbepaling niet mogelijk, aangezien deze kenmerken variëren per individu en per gemoedstoestand.
De voortplanting van de soort is niet geheel anders dan bij vissen van het Vieja geslacht. Twee vissen zonderen zich af. Verder krijgt de koppel krijgt een karakteristiek zwart-wit patroon. Vervolgens wordt er een kuil gegraven bij een steen en de eitjes worden op een gewenst vlak gelegd door de vrouw en bevrucht door de man. In de dagen en weken daarna worden de nakomelingen fanatiek verdedigd door het koppel.
De vissen komen in de natuur voor in water met een temperatuur van 25 tot 33 °C, hardheid van 3 tot 14 °KH en een pH waarde tussen 7,5 en 8,5. Alhoewel deze vissen op het gebied van waterchemie niet heel veeleisend of gevoelig zijn, is het aan te raden om de natuurlijke waarden te benaderen. Ondanks dat de vis in de natuur in vrij warm water kan voorkomen, is het geadviseerd om in het aquarium de temperatuur tussen de 23 en 28 °C te houden om de snelheid van de stofwisseling niet onnodig hoog te houden.
Deze soort kan het beste als groep gehouden worden in een aquarium, want intraspecifieke agressie is te verwaarlozen. De interactie en hiërarchie binnen de groep kan voor de aquariumhouder interessante beelden opleveren zonder dat het er ooit maar ook heftig aan toe gaat.
De soort kan verder het beste gecombineerd worden met minder agressieve Midden Amerikaanse cichliden. Een combinatie met Thorichthys meeki, Thorichthys pasionis, Cincelichthys pearsei of Cribroheros robertsoni ligt het meest voor de hand. Dit is op basis van gedrag, gezamenlijk voorkomen in de natuur en het delen van eenzelfde habitat.
Ook de interspecifieke agressie is minimaal. Er wordt hoogstens licht gedreigd en in de bijna 6 jaar dat ik deze soort verzorg heb ik nog nooit een achtervolging gezien. Dit maakt de vis uitermate geschikt om te combineren met de rustigere en kwetsbare soorten. Daarentegen kan de vis wel ondersneeuwen als het gecombineerd wordt met felle soorten of felle exemplaren van bepaalde soorten. Uit onderdanigheid knijpt de vis de vinnen samen op het moment dat de dominantere vis dichterbij komt. Dit gedrag observeer ik vooral bij mannen. De vrouwtjes staan namelijk wel hun mannetje.
De vis eet zowel van de bodem als van het oppervlak. Het is mogelijk om in het aquarium foerageergedrag te observeren, voornamelijk in het uurtje nadat er wordt gevoerd. Bladeren en takjes worden opgetild en verplaatst, om te kijken of er nog iets eetbaars onder zit. Houders van Guaianacara soorten zullen dit gedrag ongetwijfeld herkennen
In het aquarium worden de grootste exemplaren rond de 25 cm (tegenover 20 cm in de natuur). Bij verkeerde voeding (lees: te eiwitrijk/energierijk) kunnen de vissen zelfs nóg groter worden. Vanwege het formaat dat de vis kan bereiken, raad ik een aquarium aan met de minimale maten van 200x60x60cm voor een koppel. Echter is deze soort naar mijn mening het fraaist om als groep te huisvesten. Voor een klein groepje van 5 exemplaren is een aquarium met de volgende maten het minimale 250x60x60cm.
Montecristo cichlid
Cichlasoma heterospilum (Hubbs, 1936)
Vieja heterospila (Stawikowski et al., 1998)
Theraps heterospila (McMahan et al., 2010)
Oscura heterospila (McMahan et al., 2015)