Amphilophus chancho (Stauffer 2008)
Chancho is de lokale naam voor deze vis en is het Spaans voor “varken”. In onze oren wellicht een weinig vleiende benaming, maar uit monde van een Nicaraguaanse visser een naam die waardering uitdrukt.
Stauffer, J. et al. 2008. Three new species of cichlid fishes from Lake Apoyo, Nicaragua.
Het holotype PSU45001, een volwassen man van 20cm, werd op 10 nov 2002 aan de Oostzijde van het meer gevangen. De overige 17 paratypes kwamen van verschillende locaties in het het meer.
Estation Biologica 2012. http://lagunadeapoyo.blogspot.nl/2011/12/amphilophus-chancho.html
McCrary J., Lopez L. 2008. El monitoreo delas mojarras (Amphilophus spp)
McCrary J et al. 2007. Comparison of gastropod mollusc habitats in two crater lakes in Nicaragua
Stauffer, J. et al. 2008. Three new species of cichlid fishes from Lake Apoyo, Nicaragua
Net nu Martin Geerts met zijn boek “De zaak van de ogen plukkende Cichlide” de mythes rond dit soort vissen uit de wereld leek te hebben geholpen, duiken er nieuwe verhalen op uit een Nicaraguaans kratermeer.
Amphilopus chancho was lange tijd de beste vangst die een Nicaraguaanse visser zich op Lake Apoyo kon wensen. Was.., want in een poging de visvangst te commercialiseren werd in 1997 een vergunning afgegeven Tilapia's te gaan kweken. Dit ondanks protesten van ecologen en anderen die wezen op de gevaren. Lake Apoyo was 6 jaar daarvoor nog tot beschermd natuurgebied uitgeroepen. De Tilapia's werden grootgebracht binnen drijvende kooien en de gevolgen laten zich raden. Ze ontsnapten uit hun kooien en veroorzaakten grote schade aan de kanswiervelden, één van de slechts drie habitattypes die het meer rijk is. De visfarms zijn inmiddels alweer verdwenen maar de ecologische gevolgen daarentegen zijn tot top de dag van vandaag merkbaar.
Eén van die gevolgen is de verspreiding van een oogziekte. Besmette dieren krijgen troebele staar-achtige ogen met uiteindelijk blindheid tot gevolg. Vanaf dat moment lopen ze de kans om Amphilophus chancho tegen het lijf te zwemmen. Deze heeft van de nood een deugd gemaakt en de staarogen als voedselbron ontdekt. Het gevolg is dat er in Lake Apoyo momenteel talloze vissen rondzwemmen met één of soms twee ontbrekende ogen. Dit is geen verhaaltje uit de boeken van Grimm, of van aanmatigende ultra-darwinisten, maar komt uit de koker van de plaatselijke natuurbeschermings-educatie-organisatie Estation Biologica en Jeffrey McCrary, 'n bioloog met meer dan 20 jaar ervaring (zie literatuur). Of Amphilophus chancho de enige is die zich aan dit gedrag schuldig maakt en of hij hiermee niet ook zichzelf besmet vertelt het verhaal niet.
Amphilophus chancho is zoals gezegd een zware jongen en kan meer dan 40 cm groot worden. Ze is van 't hoog-gebouwde type en vaak voorzien van 'n voorhoofdsbult. Hierdoor lijkt de brede kop nóg groter. Zeven dwarsbanden, met een accent op de vierde en een markante staartwortelvlek boven een grijs-groene ondergrond. Buiten de broedtijd vervagen de dwarsbanden tot mid-laterale vlekken welke aaneengeschakeld een lengtestreep op de achterste helft van 't lichaam kunnen vormen. Dit geeft soms de aanblik van een visgraat. Onderste deel van de kieuwdeksels en keel zijn citroengeel. Onder de mond tussen de kieuwdeksels wit. Borstvinnen transparant. Rug, staart en aarsvin grijs met iriserende blauwtinten (afhankelijk van de lichtinval). Buikvinnen geel.
Het uit elkaar houden van al die Midassen in lake Apoyo is geen sinecure. Kenmerken als kleur en tekening zijn afhankelijk van stemming, omgevingsfactoren en leeftijd en komen door elkaar voor. Daarbij vertonen de vissen sowieso al veel overeenkomsten, vanwege de nauwe verwantschappen en scholen ze ook nog eens interspecifiek samen. Hier volgen enkele sleutels waarmee Amphilophus chancho van andere midassen uit lake Apoyo te onderscheiden is: A. chancho heeft een gedrongener lichaam dan A. zaliosus, geel groene broedkleur ipv. zwart bij A. astorquii, een in verhoudingsgewijs kleinere afstand tussen snuit en rugvin (ten opzichte van de lengte) dan bij A. flaveolus, buiten de broedtijd meer dorsaal laterale vlekken dan A. globosus en een spatelvormige staart ipv. rond bij A. supercilius.
A. chancho is endemisch in het kratermeer L. Apoyo. Dit is het grootste en oudste (± 20.000 jr.) Nicaraguaanse kratermeer en bevat (tot dusver) het grootste aantal (6) soorten Midas Cichliden. Amphilophus zaliosus, A.astorquii, A.chancho, A.globosus, A.supercilius en A.flaveolens. Dit aantal zou de komende jaren nog verder kunnen stijgen. De Nicaraguaanse kratermeren staan momenteel namelijk volop in de belangstelling. Deze relatief jonge ecosystemen vormen vooral voor evolutiebiologen een uitgelezen kans om “evolutie in progress” (soortvorming waar je bij staat) gade te slaan. Het indirecte gevolg van deze intensieve studies zijn de nieuwe Midas-soorten die de laatste jaren onze literatuur verrijken.
Het water in Lake Apoyo is helder en warm, het komt nooit onder de 27 °C. De visfauna is relatief arm. Het bevat behalve de Midas-Cichliden, Parachromis managuensis, de zalm Atherinella sardina, de levendbarende Poecilia sphenops en de exoten Oreochromis niloticus en Gobiomorus dormitor. Het meer bevat afgezien van wat grasachtige soorten (Typa en Scirpus) in de moerasachtige delen, zo goed als geen hogere vegetatie. Vanaf ‘n diepte van zo’n 3 mtr echter vinden we de Chara spp. velden. Dit zijn kranswieren waar veel organismen in Lake Apoyo direct of indirect van afhankelijk zijn. Het water is arm aan stikstof maar rijk aan mineralen. De concentratie opgeloste stoffen is 20 x zo hoog als in Lake Nicaragua. De zoutconcentratie alleen al = Na+ 640 mg/l.
A. chancho komt hier in kleine getalen voor en in tegenstelling tot A. flaveolus, welke vooral de ondiepere oeverzones bewoont, houd A. cancho zich bij voorkeur in het wat diepere water op. A. chancho wordt tot op 'n diepte van zo'n 25 mtr. aangetroffen. De bedreigingsstatus is nog niet door het IUCN onderzocht maar zal niet veel verschillen van A. zaliosus welke de status Critically Endangered heeft gekregen. Mccrary doet daarom ook een dringende aanbeveling alle Midassen van Lake Apoyo op de rode lijst te plaatsen teneinde hiermee ook betere milieuregels af te kunnen dwingen.
Gedraagt zich buiten het broedseizoen als een scholenvis. Vormt dan intraspecifieke scholen, dus zonder andere soorten van het Midas complex. Dit meldt Estation Biologica, een van de weinige bronnen die iets over het gedrag van deze vis naar buiten hebben gebracht. Van de andere Midassen is juist bekend dat ze wel (interspecifiek) samenscholen met de andere soorten.
Er zijn nog niet veel liefhebbers-ervaringen voorhanden, maar genoeg om te kunnen oordelen dat Amphilophus chancho niet de Amerikaanse equivalent wordt van de Afrikaanse Dimidiochromis compressiceps, welke geacht werd uitsluitend op een menu van vissenogen te leven. Het feit dat A. Chancho zich af en toe aan een staaroog vergrijpt onderstreept eerder een generalistisch dan een specialistisch voedselpatroon. Voor A. Chancho zijn de ogen 'n gelegenheidsvoedsel welke toevallig op zijn pad komen, dus eerder iets zegt over de opportunistische wijze waarop A. chancho zijn kostje bij elkaar scharrelt. Amphilophus chancho is dus een echte omnivoor die voor weinig eetbaars dat in zijn bek past zijn neus zal ophalen. Ook in die zin dus echt een varken.
Het broedseizoen loopt van november tot maart met een piek in december. Dit is de periode waarin het regenseizoen over gaat in het droge seizoen. De vissen zijn dan sequentieel monogaam. Dit betekent dat ze bij elkaar blijven zolang het broedseizoen duurt. Er wordt genesteld in zelf gegraven, bestaande of aangepaste holen. De broedlocaties liggen tussen de 12 en 25 meter diep in de rotsachtige gebieden. Hier komen ze in grote getale bij elkaar om zich te reproduceren.
Mannen zijn duidelijk groter dan vrouwen maar kleur en tekening zijn tussen de seksen gelijk, althans, volgens de beschrijving van Stauffer (2008). George Markadakis, een liefhebber uit New York, verzorgt een stam waarvan de vrouwen allemaal een donkere zone in de rugvin vertonen (zie foto). In hoeverre dit representatief is voor de hele soort is niet duidelijk. Gezamenlijk zorgt het koppel ongeveer 40 dagen voor hun jongen alvorens deze hun eigen weg gaan. De jongen van de midas-Cichliden zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden en zelfs in het halfwas-stadium hebben de vissen nog lang niet alle kenmerken die hun ouders karakteriseren. Liefhebbers melden een langzame groei bij A. chancho.
Er is nog maar weinig ervaring voorhandenen en dit is niet vreemd. Deze vissen hebben zeer veel ruimte nodig en vragen wel het uiterste van wat particulieren aan mogelijkheden te bieden hebben. 1500 liter voor één paar, wordt door Willem Heijns wel als het minimum beschouwt, maar is nog verre van ideaal. Dus alleen als u in staat bent dergelijke binnenhuis-vijvers in stand te houden kunt u deze vis in overweging nemen. In dit soort extreem grote aquaria zijn het waarschijnlijk niet eens de moeilijkste kostgangers en goed samen te houden met andere grote Cichliden, Zalmen en Meervallen.