Amphilophus flaveolus (STAUFFER, 2008)
Flaveolus betekend “gelig”, refererend aan de beige-gele grondkleur.
Stauffer J. et al. 2008. Three new species of cichlid fishes from Lake Apoyo, Nicaragua. Het Holotype, 'n volwassen man van 13cm is op 10 December 2003 aan de Zuid kust van Lake Apoyo gevangen.
Elmer K. et al. 2014. Parallel evolution of Nicaraguan crater lake cichlid fishes via non-parallel routes
Geiger M. et al. 2013. Crater Lake Apoyo Revisited - Population Genetics of an Emerging Species Flock
McCrary J., Lopez L. 2008. El monitoreo delas mojarras (Amphilophus spp)
Stauffer J. et al. 2008. Three new species of cichlid fishes from Lake Apoyo, Nicaragua
Nadat stauffer in 2002 eerst drie nieuwe soorten uit het cratermeer Xiloá had beschreven was in 2008 Lake Apoyo aan de beurt ('n vergelijkbaar kratermeer 50 km oostelijker). En wat bleek, In beide kratermeren waren dmv. sympatrische soortvorming, verschillende nieuwe genotypes ontstaan. Stauffer beschreef drie nieuwe soorten in Lake Apoyo. Sympatrische soortvorming, dwz. het ontstaan van nieuwe soorten binnen één leefgebied, werd lange tijd voor onmogelijk gehouden. Studies aan het eind van de vorige eeuw voerden echter de eerste bewijzen aan en opeenvolgende onderzoeken, waarin een prominente rol was weggelegd voor onze Oost-Afrikaanse Riftvallei-cichliden, trokken de laatste sceptici over de streep.
De onderzoeken omtrent het Midas complex in de Nicaraguaanse cratermeren bevestigden de nieuw opgedane kennis, maar brachten bovendien nog 'n ander verschijnsel aan 't licht, nml. parallelle evolutie. Er waren in beide meren niet alleen nieuwe soorten ontstaan, maar die nieuwe soorten vertoonde ook nog eens grote gelijkenissen met elkaar. Zo waren er zowel in Lake Apoyo als in Lake Xiloá, één aan open water aangepast, langgerekt fenotype, als wel meerdere bodem georiënteerde hoge soorten ontstaan. De route naar dit overeenkomstige resultaat was echter verschillend. In Lake Xiloá hadden zich eerst de bodem georiënteerde soorten ontwikkeld, terwijl in Lake Apoyo juist eerst het open water type (A. zaliosus) was ontststaan.
A. flaveolus is een hooggebouwde Midas Cichlide en behoort dus tot de bentische (bodem georiënteerde) types. A. flaveolus geldt hierbij als de equivalent van de A. amarillo uit Lake Xiloa. Hij werd in vóóronderzoeken zelfs de Apoyo-Amarello genoemd. Ondanks deze gelijkenissen is haar verwantschap met A. amarillo veel minder groot dan met ongeacht welke midas cichlide uit lake Apoyo dan ook. De gelijkenissen met A. amarillo berusten op convergente evolutie. De overeenkomstige morfologie is het gevolg van een overeenkomstig habitat en of niche. Zelfs niet verwante soorten kunnen op deze manier op elkaar gaan lijken.
A. flaveolus heeft 7 dwarsbanden waarvan sommige ’n klein stukje doorlopen in de rugvin. Bij sommige aquariumpopulaties is de tweede band onderbroken. De staartwortelvlek is op de bovenste helft geconcentreerd en loopt niet door in de staartvin. De kop is groenig-geel en er lopen drie streepjes over de neus. Rug en borst kunnen ook geheel of gedeeltelijk geel-groen kleuren. De flanken zijn duidelijk lichter van kleur. Borstvinnen geel-transparant, overige vinnen geel-grijs met donkere randen, onder bepaalde lichtomstandigheden groen iriserend. Ogen van wilde exemplaren groot en goudkleurig (ogen van aquariumpopulaties lijken soms kleiner). De vissen worden meer dan 25 cm groot. A. flaveolus is hoger gebouwd dan A. zaliosus, heeft een kortere snuit dan A. chancho en een groen-gele kop ipv. zwart bij A. astorquii, een spatelvormige staart ipv rond bij A. supercilius en A. flaveolus draagt in tegenstelling tot A. globosus ook buiten de paartijd een vaag bandenpatroon.
A. flaveolus is endemisch in het kratermeer Lake Apoyo. Dit is het grootste en oudste (± 20.000 jr.) Nicaraguaanse kratermeer en bevat (tot dusver) het grootste aantal (6) soorten Midas Cichliden. Lake Apoyo ligt op de “Ring of Fire” in het Zuid-Westen van Nicaragua. Ontstaan uit de krachtigste vulkaanuitbarsting in de moderne geschiedenis. Deze resulteerde in een 200 mtr. diepe en 6 km brede krater, die in de jaren daarna langzaam volliep met regenwater. Niemand weet precies hoe de eerste vissen in het meer zijn beland. Officieel heet het, door mens, visetende vogels of klimatologisch event (stauffer 2008). Gezien de drie soorten Tilapia's die er alleen al in de laatste eeuw zijn uitgezet, vind ik het veilig om te zeggen dat me de eerste optie het meest logisch lijkt. A. flaveolus komt in kleine aantallen voor, in de ondiepe oever-zone. Hier is zij te vinden boven een zand-modderbodem waar zij ook haar nesten graaft.
Het water in Lake Apoyo is helder en warm, het komt nooit onder de 27 gr. C. De visfauna is relatief arm. Het bevat behalve de Cichliden Amphilophus zaliosus, A.astorquii, A.chancho, A.globosus, A.supercilius, A.flaveolens, Parachromis managuensis, de zalm Atherinella sardina, de levendbarende Poecilia sphenops en de exoten Oreochromis niloticus en Gobiomorus dormitor. Het meer bevat zo goed als geen vegetatie. Wat grasachtige soorten (Typha en Scirpus) en in de moerasachtige delen op sommige plaatsen, (vanaf ‘n diepte van zo’n 3 mtr), Chara sp. (kranswieren). Het waterpeil ligt 70 meter boven zeeniveau en is sinds de jaren vijftig 15 meter gedaald. Het is arm aan stikstof maar rijk aan mineralen. De concentratie opgeloste stoffen is 20 x zo hoog als in Lake Nicaragua. De zoutconcentratie alleen al = Na+ 640 mg/l.
De spaarzame informatie op fora aangaande gedrag brengt geen afwijkend nieuws naar voren en komt overeen met het gedrag van andere bekende grote amphilophussen. (zie A. labiatus).
Onderzoeken ontbreken, maar vermoedelijk als andere leden van het Midas-complex. Detritus, slakjes, algen, vis, insecten en hun larven. In het aquarium gedraagt ze zich als een echte omnivoor. Alles wat in haar bek past gaat naar binnen.
Er zijn meldingen (op fora) dat de broedzorg zwak zou zijn. Men leest oa. dat veel legsels mislukken en dat ouders het nest soms lang alleen laten. Aan de andere kant zijn er ook succesverhalen die het voorgaande weer ontkrachten. Daarom acht ik de kans groot dat het hier niet zozeer om een zwakke broedzorg gaat, maar dat mislukkingen eerder te wijten zijn aan verkeerde aquarium omstandigheden. Te lage temp of 'n te kleine bak bijvoorbeeld. Daarbij is het zo, dat het gedrag “broedzorg” voor 'n deel door de ouders geleerd moet worden. In dit geval is het een kwestie van geduld. In de natuur loopt het broedseizoen van November tot Januari. Dit is de overgangsperiode van natte naar droge tijd. A. flaveolus graaft dan nestkuilen in de modder-zand bodem, dicht bij de oever en niet dieper dan 2 meter. Behalve een lengteverschil (mannen worden groter) zijn er geen uiterlijke geslachtskenmerken.
In lake Apoyo komt A. flaveolus in kleine aantallen voor. In onze aquaria evenwel nog zeldzamer. McCrary (2008) pleit ervoor deze vis samen met nóg 'n paar Midassen uit Lake Apoyo op de rode lijst van het IUCN te plaatsen, dit omdat de populatie kleiner is dan die van A. zaliosus, welke de status Critically Endangered heeft gekregen. Dit is geen vis voor de beginner. De verzorging vereist de nodige kennis ruimte en financiële middelen. Alhoewel A. flaveolus misschien iets kleiner blijft dan andere amphilophussen komen ook voor deze soort alleen de grootste bakken (vanaf 3 mtr) in aanmerking. Bij voorkeur gehuisvest in een groep, beginnend met jonge dieren. Zie wat hierover gezegd is bij A. labiatus.