Amatitlania myrnae (LOISELLE1997)

Tekst Rene Beerlink, foto's Matthijs Meindertsma
Etymologie: 

Amatitlania, afgeleid van het type plaats van het type soort "Amatitlán" betekent, een plek van overvloed in amate" in het Nahuatl. "amate" is een soort van papier gemaakt van de bast van Ficus petiolaris of Ficus indica.

 

Deze vis is vernoemd naar de  Costaricaanse ichthyologe Myrna Isabel López Sánchez, directrice van het Zoologisch museum in San Jose. Zij hielp in 1986 de Amerikaanse Cichlidenvereniging ACA bij een vangreis in Costa Rica. Hieronder was ook Paul Loiselle, die bij deze reis het  typemateriaal van deze vis verkreeg.

Referentie: 

Loiselle P. 1997. "Diagnoses of two new cichlids from the Rio Sixaola Drainage, Costa Rica". Buntbarsche Bulletin. (n. 180); p 1-8. Hiervoor werd deze vis gezien als een variant van C. septemfasciatus en stond bekend onder de naam Cryptoheros (Archocentrus) septemfasciatus “Topaz”. C. myrnae onderscheidt zich van C. septemfasciatus door, (1) de aanwezigheid van paralelle rijen gele punten op de schubben van de onderste helft van het lichaam. (2) De vage zichtbaarheid of afwezigheid van vertikale banden. (3) De aanwezigheid van kleine iriserende blauwe puntjes in de zachte stralen van de rugvin en staartvin. (4) Bij de vrouwtjes (in de paartijd) aanwezigheid van een trapeziumvormige donkere buikzone, lopend schuin naar boven vanaf  het begin van de buikvinnen, tot aan één schubbenrij boven de borstvinnen. Van daaruit naar achteren naar het onderste gedeelte van de midden-laterale vlek en dan weer schuin naar beneden tot net boven het begin van de anale vin. Aldus Loiselle P. 1997.

Literatuur: 

Bussing W. A. 2002. Freshwater Fishes of Costa Rica. Blz 340-342.

Beschrijving: 

Amatitlania myrnae is een kleine, Midden-Amerikaanse cichliden, die broedt in holen of anderszins beschutte plaatsen. In tegenstelling tot de meeste andere cichliden uit Centraal Amerika zijn het hier de vrouwtjes die in de paartijd een territorium vormen. Hier maken zij (op dezelfde wijze als de mannen dit doen uit de overige geslachten) passerende mannen het hof. Tijdens de baltsperiode vertonen deze vrouwtjes een duidelijk van mannen afwijkend bruilofdskleed. Dit noemen we "seksueel diformisme". Om precies te zijn “omgekeerd seksueel diformisme” omdat het hier juist de vrouwtjes zijn met de opvallendste kleuren. Vrouwtjes krijgen in de paartijd een trapeziumvormige donkere zone op een overwegend hemelsblauwe buik, met daarboven een horizontale goudgele band van kieuwdeksels tot de donkere vlek midden op het lichaam en soms nog verder.  Deze laterale vlek neemt in intensiteit toe terwijl tegelijkertijd de intensiteit van de staartwortelvlek afneemt. Ook de chromatoforen van de dubbele goudomzoomde rugvinvlek staan nu vol open. De mannetjes veranderen in deze periode nauwelijks.

Amatitlania myrnae is niet de enige Cichlide waarbij omgekeerd seksueel deformisme voorkomt. Ook bij andere leden van het geslacht Amatitlania zoals A. nigrofasciatus, A. septemfasciatus en A. nanoluteus  is deze vorm van hofmakerij geconstateerd en in afrika is het o.a. bekend binnen de geslachten Pelvicachromis en nanochromis. Veel is nog onduidelijk, bijvoorbeeld, “wat dreef de evolutie van omgekeerd seksueel diformisme”. Competitie tussen vrouwtjes? Beperkte broedgelegenheden? Polygamie van mannen? We weten het niet. Ook de vraag waarom omgekeerd seksueel deformisme hier niet leidt tot een omgekeerd rollenpatroon in de broedzorg, of dit in omgekeerde volgorde (zoals je zou verwachten) blijft onbeantwoord. Vrouwtjes van A. myrnae brengen op de zelfde wijze hun kroost groot als andere M-Amerikaanse Cichliden.

Na de bruiloft verandert de verschijningsvorm van het vrouwtje dramatisch. Alle rood en geel tinten verdwijnen uit het lichaam. Dit geldt ook grotendeels voor het blauw. De melanoforen in de rugvin en staartwortel trekken samen, terwijl de melanoforen in de neus-keel en buikregio en die van de laterale vlek juist verder open gaan. Het resultaat van deze make-over  is een zilvergrijs visje met een zwarte neus, keel en buikregio. In dit exterieur zal ze de komende weken haar jongen hoeden. En dit doet ze dan wel met verve. Er zijn maar weinig cichliden-vrouwtjes zo fanatiek als Amatitlania-vrouwtjes. Zelfs in dichtbezette aquaria weten ze vaak nog jongen groot te brengen en niet alleen hun eigen jongen. In de natuur blijken drie op de vier A. myrnae-nesten jongen van andere Cichlidensoorten te bevatten (Michael Tobler 2007). Een andere opmerkelijke insitu-waarneming van laatstgenoemde onderzoeker is dat de meeste A. myrnae vrouwtjes alleen hun jongen grootbrengen, dit in tegenstelling tot aquariumwaarnemingen waarin de mannetjes hun ouderlijke plichten blijkbaar niet kunnen ontlopen en dan vaak nog fanatieker zijn dan de vrouwtjes.

Herkomst: 
Panama, Costa Rica.
Verspreiding: 

Volgens de bestaande literatuur komt de vis voor in slechts enkele rivieren van Costa Rica en Panama die uitmonden in de Atlantische oceaan, nml. van de Rio Estrella in Costa Rica (Fromm 1988) tot de Rio Guarumo in Panama, waar het stokje wordt overgenomen door Amatitlania nanoluteus (Bussing 1998). Hier komen ze tussen de 40 en 150 meter boven zeeniveau voor. Michael Tobler heeft de vis echter bij zijn onderzoek van 2007 niet meer in de Rio Estrella aangetroffen. De vis komt echter met zekerheid voor in het stroombekken van Rio Sixaola. In de Rio Uatsi (één van de toelopers van de Sixaola) heeft Michael in 2002 voor zijn onderzoek vijftien exemplaren gevangen en naar Europa getransporteerd. De Rio Sixaola geldt als een overgangszone tussen de Costaricaanse (San Juan) Ichtyofauna en de Panamese (Istmica) Ichtyofauna en bevat meerdere endemische soorten.

Gedrag: 

Zoals Amatitlania septemfasciatus.

Voedsel: 

Omnivoor die zich in de natuur onder meer voedt met detritus van plantaardige herkomst (Bussing 1998).  Hier dient bij de verzorging in het aquarium rekening mee gehouden te worden.

Kweek: 

Juan Artigas zegt “Myrnae broedt in het voorjaar nog vóórdat het regenseizoen begint, Ik was getuige van broedactiviteiten in Maart en April in de zijrivieren van de Rio Sixaola. Vrouwtjes kozen een beschutte broedplaats tussen stenen of  hout en lieten zich aan mannetjes zien, exposeerden hun kleurrijke lichaamsdelen, die gedurende deze tijd intensiveerde. Paren werden gevormd en de kleur veranderde in een helder zwart-wit patroon. koppels bewaakten hun zwerm baby's (die naar mijn schatting een 100 stuks niet overtreffen) als ze eenmaal vrij zwommen. Vrouwtjes bewaakten hun jongen van zeer nabij en leidde ze met spastische bewegingen van openen en sluiten van de vinnen. Mannetjes bewaakten de ruimte hieromheen. Jongen werden gevoed door het vrouwtje (waarschijnlijk ook, maar minder frequent door mannetjes) die hiervoor de borstvinnen gebruikte om de bodem om te woelen waar de jongen zich mee voedde. De jongen werden blijkbaar meerdere weken bewaakt omdat ik baby's zag van 1,5 cm en nog steeds onder de hoede van de ouders”. Aldus, Juan Miquel Artigas Azas.

Aquarium: 

Vergelijkbaar met Amatitlania septemfasciatus. De habitats van A. myrnae zijn de ondiepe gedeeltes van rivieren en beekjes met middelmatig tot snel stromend water met een bodem van zand slib of blad. Beschutting in de vorm van stenen of drijfhout, maar met weinig planten. Water helder alkalisch en hard. Temperatuur tussen de 24 en 26 °C. Komt samen voor met Amatitlania nigrofasciatus en Cibroheros Bussingi. In een aquarium vanaf 120 cm dat rekening houd met het natuurlijk habitat, is deze vis gemakkelijk te houden.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Archocentrus myrnae, Loiselle, 1997
Cichlasoma septemfasciatum, Bussing, 1998
Cryptoheros myrnae, Allgayer, 2001
Amatitlania myrnae, Říčan et al, 2016