Protomelas taeniolatus (TREWAVAS, 1935)

Tekst: Johan Verheesen - foto's: Michiel Gorissen  
Etymologie: 

Protomelas, uit het Grieks : protos = de eerste, melas = zwart. Taeniolatus, met banden op de zij  

Referentie: 

Maréchal, C. 1991 Protomelas. p. 387-393. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van den Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4.  

Literatuur: 

Walter Deproost, Cichlidae 16 (1): februari 1990, cichlidenatlas. Ad Konings, Malawi cichliden in hun natuurlijke omgeving, 3e oplage, 2001. Ad Konings, Back to Nature Gids voor Malawi cichliden, 2e oplage, 2003.  

Beschrijving: 

Deze haplochromide soort waarvan het mannetje een lengte bereikt van 19 cm en het vrouwtje kleiner blijft met een lengte van 15 cm, heeft een matig hoog lichaam wat zijdelings samengedrukt is. Het bovenste deel van de kop is bol tot aan de ogen en loopt verder recht tot aan de muil. Door de evolutie van het Malawimeer zijn er bij deze soort veel geografische varianten ontstaan. In de handel zijn op deze varianten veel infomele benamingen gegeven, zoals “Haplochromis Hinderi”, “Steveni Tiger”, “Red Empress” en de “Fire Blue”. Maar er worden ook varianten genoemd naar de vindplaats, zoals “Steveni Mbenji”, “Steveni Maleri” en “Steveni Eastern”. De grote geografische variatie maakt dat het lastig is om een kleuromschrijving te geven. De vrouwtjes zijn zilvergrijs van kleur en hebben afhankelijk van de geografische variatie twee donkere lengtebanden over het lichaam met weinig of geen dwarsbanden, of juist duidelijke dwarsbanden zonder lengtestrepen over de flanken.   

Broedend vrouwtje van Protomelas taeniolatus Namalenje

Herkomst: 
Malawimeer  
Verspreiding: 

Deze voor het Malawimeer endemische cichlide heeft zich over het hele meer verspreid. Je vindt P. taeniolatus alleen op die plaatsen waar een rotsachtig biotoop vrij is van sediment en wordt daar dan veelvuldig aangetroffen. Ze worden zelden gezien op een diepte van meer dan 10 meter.  

Gedrag: 

De mannetjes van P. taeniolatus kunnen onderling nogal onverdraagzaam zijn. Het is daarom beter slechts 1 man te houden met meerdere vrouwtjes. Tegenover andere soorten is deze vis vrij vreedzaam. Tijdens het afzetten zal deze vis echter wat feller reageren tegenover zijn medebewoners in het aquarium.   Het best wordt deze vis gehouden met andere haplochromide soorten.  

Voedsel: 

In de vrije natuur eet Protomelas taeniolatus voornamelijk algen. Deze algen worden door deze vis verzameld door de lippen op het met algen bedekte substaat te drukken en daarmee dit hermetisch af te sluiten. Hierna strekt de vis zijn mondholte uit waardoor er een plaatselijke onderdruk ontstaat en de algenstrengen naar binnen gezogen worden. Deze algenstrengen worden vervolgens door de spitse tanden afgesneden. Wanneer er in overmate plankton aanwezig is, wordt Protomelas taeniolatus ook wel gezien in het open water om hiervan te eten. In het aquarium geeft men het beste groen voer in de vorm van spirulina vlokken en tabletten, aangevuld met bijvoorbeeld krill, artemia of mysis.  

Kweek: 

Het mannetje probeert het vrouwtje te lokken naar een paaiplaats die bovenop middelgrote rotsen ligt. De eieren worden in de muil van het vrouwtje bevrucht. Na een incubatietijd van ongeveer drie weken worden de jongen losgelaten tussen de rotsen. De jongen genieten nog enkele weken bescherming bij het wijfje. Een legsel bevat gemiddeld zo’n 40 eieren.  

Aquarium: 

Het aquarium met een kantlengte van minimaal 180 cm en een inhoud van 600 liter, liefst groter. Voor de inrichting wordt gebruik gemaakt van enkele rotspartijen met voldoende open ruimte.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: