Aulonocara maylandi (TREWAVAS, 1984)
Uit het Grieks : aulos = fluit, caras = gezicht. naar de zijlijnkanalen die op gaten van een fluit lijken, maylandi = naar de Duitse aquariaan Hans Mayland
Maréchal, C. 1991 Aulonocara. p. 11-17. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van den Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4
Walter Deproost, Cichlidae 19 (4) augustus 1993 21. Ad Konings, Back to Nature Gids voor Malawi cichliden 2e oplage 2003.
Het mannetje van deze soort, die ook bekend staat als de Aulonocara “sulphur head”, bereikt een lengte tot 14 cm. De basiskleur is donkergrijs, met daarover een metaalblauwe glans. Op de flanken zijn negen tot tien donkere dwarsbanden aanwezig. Het meest opvallende van deze prachtige vis is toch wel de goudgele streep die vanaf de bovenlip tussen de ogen door over het voorhoofd loopt tot aan de rugvin. Deze goudgele kleur loopt vervolgens over in de rugvin waar deze wat minder intensief is en ook vanaf de onderkant einde rugvin tot aan de staartvin is een lichte gele streep waar te nemen. Bovenaan de rugvin zijn soms ook nog wat lichtblauwe accenten zichtbaar. Ook de aarsvin is aan de onderkant voorzien van een gele streep en een aantal eiervlekken. Het vrouwtje heeft een bruingrijze kleur en heeft een lengte van 10 cm.
Deze keizerbaars wordt aangetroffen bij de riffen tussen Eccles Reef en Makanjila Point waar je ze kan vinden op een diepte van 7 tot 25 meter in het overgangsbiotoop tussen de zand- en rotskust. De vrouwtjes verplaatsen zich in scholen boven de zandbodem.
Een vreedzame soort die het best gehouden kan worden in gezelschap van kleinblijvende haplochromiden. Liever niet met Mbuna’s. Deze zijn te druk voor A. maylandi.
In de vrije natuur haalt deze keizerbaars net als veel van zijn soorten uit hetzelfde geslacht kleine evertebraten uit het zand. In het aquarium neemt deze vis zowel levend- diepvries- en droogvoer.
Een materale muilbroeder. Het mannetje verdedigt een territorium dat ligt tegen de onderkant van een rotsblok. Het legsel variërt van 30 tot soms 50 eieren.
Een minimumlengte van 120 cm en een inhoud van 200 liter. De inrichting het liefst met veel zwemruimte en enkele rotspartijen met overschaduwende plaatsen.