Aulonocara jacobfreibergi (JOHNSON, 1974)
Grieks: Aulos = fluit, caras = gezicht. Komt van de vorm van de zijlijnkanalen. Jacobfreibergi komt van Jacob Freiberg, een bekende importeur uit de V.S.
Maréchal, 1991 Maréchal, C. 1991 Aulonocara. p. 11-17. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van den Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4.,
Konings, Ad, Malawi cichliden in hun natuurlijke omgeving, 3e druk. Cichlidpress.
Waarschijnlijk is A. jacobfreibergi één van de bekendste Malawi cichliden binnen de aquaristiek. Het is een zeer fraaie, en daardoor, populaire soort die veel gehouden wordt. De mannen zijn kleurijk, maar ook nogal variabel van kleur, afhankelijk van de vindplaats. De vrouwtjes zijn vrij kleurloos, echter met gele vinnen, een duidelijk onderscheid t.o.v. andere Aulonocara soorten. De mannen worden tot 14 cm groot, vrouwtjes blijven beduidend kleiner. In het Malawimeer bewoont de soort de grotten of overgangsbiotopen, tussen rotsen en zand, afhankelijk van de vindplaats. Er zijn wat kweekvormen in de handel, met name de A. jacobfreibergi "Eureka".
Wijdverspreid
Een rustige, vreedzame soort, die zich doorgaans niet thuisvoelt tussen drukke of dominante vissen en dan wel eens kan wegkwijnen in een hoekje. De vis kan als koppel gehouden worden, maar meerdere vrouwtjes op één man is beter. In een groep kan ook uitstekend. Een beetje afhankelijk van hoe temperamentvol de dominante man is, zou dit zelfs al kunnen met slechts twee mannen - in een bak met voldoende schuilplaatsen.
Kreeftachtigen, bv. garnalen, mysis, krill. Een portie groenvoer (spirulina) mag niet ontbreken in het dieet.
Tamelijk eenvoudig. Schoon water en goede voeding is voldoende, alsmede een niet te druk bezette bak. De man zal overgaan tot het aanbaltsen van de vrouw zodra hij een afzet plaats heeft uitgegraven, doorgaans tussen de stenen. De soort is een muilbroeder, waarbij het teer aandoende vrouwtje het zware werk op zich neemt en gedurende drie weken de eitjes, larven en jongen in de bek houdt tot die zelfstandig genoeg zijn om hun eigen kostje bij elkaar te scharrelen.
Voor een groepje met een man en twee of drie vrouwen is een relatief kleine bak (120 cm/250 liter) feitelijk al wel voldoende. Indien andere soorten bijgeplaatst worden, moet men uitzien naar een groter aquarium. Inrichting met rotspartijen en een flink stuk vrije zandbodem. Planten mag, de soort laat deze met rust. Graafwerkzaamheden kunnen planten uiteraard wel ontwortelen.