Melanochromis lepidiadaptes BOWERS & STAUFFER, 1997
Vanuit het Grieks, Melano staat voor zwart, chromis komt ook vanuit het Grieks en staat voor een vis, mogelijk een baars; Lepis komt uit het Grieks en betekent schub. Diadaptos komt ook vanuit het Grieks en staat voor scheuren of trekken en heeft betrekking op de eetgewoonte van deze vis, nl het eten van schubben. Deze naam heeft de vis te danken aan Ribbink et al. (1983b) die bij maagonderzoek van enkele exemplaren schubben ontdekten.
Bowers, N. and J.R. Stauffer Jr., 1997. Eight new species of rock-dwelling cichlids of the genus Melanochromis (Teleostei: Cichlidae) from Lake Malawi, Africa. Ichthyol. Explor. Freshwaters 8(1):49-70. (Ref. 26078)
Malaŵicichliden in hun natuurlijke omgeving, 4e oplage 2007, Ad Konings. ISBN 978-90-806000-4-1
Cichlidae 35-3, Cichlidesque blz 25/26, 2009, Martin Geerts
Melanochromis lepidiadaptes is een schitterende Mbuna die tot het jaar 1997 bekend was als Melanochromis 'lepidophage'. Deze rover lijkt in broedkleuren op Melanochromis kaskazini, voorheen bekend als Melanochromis sp. 'northern blue'. M. lepidiadaptes onderscheidt zich van M. kaskazini door een dieper pre-orbitale, een kortere kop en een kortere onderkaak. Het lichaam is hemelsblauw gekleurd. Het dorsale gedeelte van het lichaam, vanaf de kiewdeksel tot het einde van de rugvin, is deels iriserend goudgroen gekleurd. Wanneer de man in broedkleuren is, verdwijnt het melaninepatroon volledig. Kenmerkend voor deze soort is ook de prominent zichtbare zwarte vlek op het kieuwdeksel. De lappets (uiteinden van de vinmembranen) in de rugvin zijn wit. Vrouwelijke exemplaren hebben een grote gelijkenis met de vrouwen van Melanochromis paralellus en zijn wit van kleur. Verder hebben zij in mindere mate ook dezelfde goudgroene gloed over het dorsale gedeelte van het lichaam. De man bereikt een lengte van 12 cm. De vrouwtjes blijven wat kleiner.
M. lepidiadaptes komt in het meer alleen voor bij Makanjila Point, waar deze in groten getale voorkomen in de ondiepe riffen die daar te vinden zijn.
M. lepidiadaptes is een matig agressieve Mbuna. Het betreft een vis die zich ophoudt in een groep. Binnen deze groep is er over het algemeen slechts één man in broedkleuren. Zij vormen geen territorium.
Over de eetgewoonte van deze rover valt heel wat te vertellen. Toen Ribbink et al. (1983) maagonderzoek deden werden bij enkele exemplaren schubben aangetroffen. Andere exemplaren hadden echter een lege maag. Daaruit werd de conclusie getrokken dat het zou gaan om een gespecialiseerde schubbeneter. Mbuna's worden met rust gelaten. Vermoedelijk zoekt M. lepidiadaptes in het meer naar grotere haplochromine cichliden. Enkele malen is er waargenomen dat deze cichlide in het aquarium zich tegoed doet aan de schubben van een medebewoner.
M. lepidiadaptes jaagt in groepen en neemt alles tot zich wat eetbaar is. Dit hoeven dus geen schubben te zijn. Bij maagonderzoek heeft Ad Konings vastgesteld dat bij één exemplaar enkele schubben gevonden werden, naast andere niet nader te identificeren voedseldeeltjes. Bij drie andere exemplaren trof hij de eieren aan van Bagrus meridionalis en één exemplaar wat zich te goed gedaan had aan de larven van dezelfde meerval. Van een zesde exemplaar kon de inhoud van de maag niet meer vastgesteld worden. Hieruit trekt hij de conclusie dat het niet gaat om een obligatorische schubbeneter, maar dat deze bij gelegenheid schubben verwijdert bij zieke vissen, of bij vissen die zich in netten bevinden van vissers. Het feit dat er ook andere voedseldeeltjes aangetroffen worden in de maaginhoud van M. lepidiadaptes, kan erop duiden dat het gaat om een aaseter, ook vanwege het gedrag welke deze soort vertoond in het meer.
In het aquarium is het een makkelijke eter. Alle voedsel wordt met de nodige gretigheid genomen.
M. lepidiadaptes is een maternale muilbroeder. Zoals eerder vermeld zal er in een groep slechts één man zich tooien in broedkleuren. Bij het paren is er wat meer aggresiviteit naar medebewoners. Dit blijft echter bij het verjagen uit de nabijheid van de paaiplaats. De legsels zijn redelijk, tussen 20-40 juvenielen.
Het aquarium dient minstens een lengte te hebben van 150 cm en een inhoud van 400/450 liter. De bak wordt ingericht als een overgangszone met voldoende schuilplekken. M. lepidiadaptes wordt het best gehouden in een groep. Territoriaal gedrag heb ik in het aquarium nog niet mogen waarnemen.