De blauwe volgers van het geslacht Placidochromis
De zuiver zanderige habitats van het Malawimeer worden bewoond door talloze cichliden die hun voedsel moeten zoeken in de bodem. De meeste van deze vissen wroeten daartoe in het substraat, nemen de mond vol met zand en filteren dat met behulp van hun kieuwstekels. Op die manier zeven zij de eetbare partikels, zoals kreeftachtigen, slakjes en insectenlarven, uit de hoeveelheid sediment die zij in de mond hebben genomen. Het overtollige zand verdwijnt vervolgens via de kieuwen naar buiten en de grotere, oneetbare partikels worden weer uitgespuugd. De meeste van die cichliden zijn daar heel handig in. De grotere bewoners van de anderige bodems verwerken relatief grote hoeveelheden zand en daardoor laten zij sporen na in de bodem en bovendien werpen zij daarbij grote hoeveelheden sediment op. In feite zijn de hoeveelheden substraat die verplaatst worden zo groot dat de ongewervelden die beschutting hadden gezocht in de bovenste laag van de bodem daardoor zichtbaar worden. De grotere wroeters onderzoeken de bodem niet erg zorgvuldig voordat zij een mondvol zand nemen. Zij graven lukraak en als gevolg daarvan ontstaat er een voedselbron voor de overige cichliden die het meer bewonen. Twee groepen van soorten, beide deel uitmakend van het geslacht Placidochromis, de P. phenochilus- en de P. electra-groep, profiteren sterk van het intensieve graafwerk dat veelal wordt verricht door de een of de andere soort van het genus Taeniolethrinops. Deze ongeveer dertig centimeter lang wordende cichliden zeven met behulp van hun kieuwen grote hoeveelheden zand en daarbij werpen zij enorme hoeveelheden sediment op. Daardoor ontstaan er wolken van sediment en die trekken de aandacht van een aantal cichliden, zoals P. henochilus en P. electra (maar ook soorten zoals Cyrtocara moorii en Protomelas annectens), die eetbare partikels zoeken in de zandlaag die als gevolg van het graven werd blootgelegd.
Het hele artikel is te lezen als u ingelogd bent