Pterophyllum leopoldi (GOSSE, 1963)
Pterophyllum betekent Pteron “Vinnen” en Phyllum “blad”, ook wel vinnen als een blad. Leopoldi verwijst naar de Belgische Koning Leopold III.
Plataxoides dumerilii Castelnau, 1855, Animaux nouveaux ou rares . . . de I'Amérique du Sud . . . , p. 21, pi. 11, fig. 3
Plataxoides leopoldi Gosse, 1963, Inst. Roy. Sci. Nat. Belgique Bull., vol. 39, no. 35, p. 4, pi. 1, fig. 2
Pterophyllum leopoldi is één van de laatste officieel beschreven soorten binnen het geslacht Pterophyllum. Pterophyllum leopoldi is eerder genoemd in een beschrijving van Castelnau in 1855 onder de naam Plataxiodes dumerilii. In 1963 is deze soort door Gosse beschreven als Plataxiodes leopoldi. In 1967 heeft Senior Scientist, Department of Vertebrate Zoology, Leonard P. Schultz de beschrijving en holotype opnieuw bekeken van Castelnau en kwam erachter dat bij de beschrijving van Castelnau een fout in de illustratie is gemaakt. In de illustratie is de zwarte vlek achter de zwarte verticale band van de de rugvin naar de aarsvin getekend, terwijl die echter voor de streep ligt. Daarbij zijn ook de andere zwarte verticale banden verkeerd geillustreerd.
De Pterophyllum leopoldi onderscheidt zich van de andere soorten door een wat kleinere en spitsere bouw van de lichaam. De kop loopt ronder en zonder een knik, iets wat de andere soorten wel hebben. Bij de leopoldi zijn er twee zwarte verticale banden goed zichtbaar, met daartussen dus de zwarte vlek die zich net onder de rugvin bevindt. Net achter de oog en op de kieuwdeksel heeft de leopoldi een groen/blauwig iriserende vlek. Door de bouw van de Pterophyllum leopoldi, wordt deze vaak in verband gelegd met een link tussen Pterophyllum en Mesonauta (vlagcichliden).
De Pterophyllum leopoldi is eigenlijk een best rustige soort. Op jonge leeftijd kunnen ze onderling best fel reageren. Echter wanneer de rangorde bepaald is en ze volwassen worden, zijn ze veel rustiger. De rangorde blijft totdat er één wegvalt of er een nieuw exemplaar bijkomt (werkt bij alle cichliden zo). Doordat ze vrij rustig zijn en wat kleiner zijn dan de andere soorten binnen het geslacht, kun je ze prima houden met wat kleinere vissoorten zoals Nannostomus.
Qua voedsel nemen ze vrij veel aan. Het beste is om ze een goed en gevarieerd menu te geven. Voedsel soorten als Mysis, Artimia, Krill, Zwarte- witte- en rode muggenlarven zullen zeker gewaardeerd worden. Daarnaast zullen ze ook watervlooien en kleine garnalen tot zich nemen. Droogvoer wordt ook wel geaccepteerd, echter moet je dit niet als hoofdvoeding zien.
Voor deze soort, ondanks dat ze wat kleiner blijven, is een aquarium van minimaal 1.50m wel aan te raden. Qua inrichting kun je het beste gebruik maken van stukken wortelhout. Deze kan men zo plaatsen dat ze hangend of rechtopstaand zijn in de bak. Een boomstam met uitlopers zal zeker gewaardeerd worden. Qua verdere inrichting kan men denken aan planten zoals Echinodorus en waterlelies/Hydrocleys. Als men dan de verlichting wat dimt, dan zul je ze mooier op kleur zien, dan in een fel belichte aquarium met weinig schuilplaatsen. Qua waterwaarden is het beste om het water zacht en zuur te hebben. Qua watertemperatuur is het beste om die rondom 26,5/27 graden Celsius te houden.
Plataxiodes dumerilii, Plataxiodes leopoldi