Paracyprichromis nigripinnis (BOULENGER, 1901)

tekst: Iain Somers - foto: Marcel Stoop
Etymologie: 

Paracyprichromis: “Lijkt op cyprichromis” (wat zoveel betekent als kleurige karperachtige) Nigripinnis: Zwarte vinHandelsnaam: “Blue Neon”  

Referentie: 

Literatuur: 

Konings, Ad, Back to Nature gids Tanganyika cichliden;
Konings, Ad, Tanganyika cichlids in their natural habitat.  

Beschrijving: 

Paracyprichomis Nigripinnis is een langerekte soort die qua uiterlijk erg lijkt op de Cyprichromis-soorten. Het belangrijkste verschil is dat Cyprichomis soorten in grote scholen in het open water leven en dat Paracyprichromis leeft in wat kleinere scholen tussen de rotsen.Aan hun manier van zwemmen is een zeer duidelijk verschil te zien. Ze zwemmen vrijwel constant langs de rotsen met hun kop naar beneden.Alle dieren hebben een roze-achtig lichaam met daarop dunne blauwe lijnen. Deze blauwe lijnen zijn bij de vrouwtjes slechts zeer zelden aanwezig (of zichtbaar). Bij de mannen zijn ze permanent aanwezig. De blauwe lijnen zijn uiteraard verantwoordelijk voor de naam handelsnaam.De mannen worden max 12 cm, de vrouwen een cm of 8.  

Herkomst: 
Tanganjikameer  
Verspreiding: 

Verspreiding omvat het gehele Tanganjikameer. Uiteraard wel alleen op de plekken waar rotsen zijn.  

Gedrag: 

Zeer rustige vis die het niet prettig vind om tussen drukke medebewoners te zwemmen. Een combi met Tropheus zal lang goed gaan, maar dan zullen de dieren zich nooit in hun volle pracht laten zien.Ze zijn zeer tolerant tov elkaar en meerdere mannen in een aquarium is geen enkel probleem (per strekkende meter zou ik max 3 mannen aanhouden).Ze jagen ook in de paartijd vrijwel niet op elkaar en slachtoffers vallen er dus ook vrijwel nooit.Ze zwemmen de gehele dag zeer rustig door de bak, meestal een beetje op zijn kop geplakt aan de rotsen. Dit is echt het grootste verschil met Cycpichromis. Ze zijn ontzettend rustig.Toen de soort net ontdekt was, vond men dat ze zeer slecht tegen water verwisselen konden. Dit klopt wel deels. Volwassen exemplaren die F2 of hoger zijn, kunnen goed tegen waterwisselingen. Wildvang (en in mindere mate) F1 een stuk slechter. Jongen kunnen er zeer slecht tegen.  

Voedsel: 

Mijn ervaring met alle Cyprichromis-achtigen is dat het het beste is om zoveel mogelijk cyclops te voeren (2/3 van het totale voer). Daarnaast kun je ze alles voeren, zolang het mar enigszins klein is. Dus bijv. artemia, bosmiden, droogvoer, zwarte en witte muggelarven.  

Kweek: 

Maternale muilbroeder die zo’n 3 a 20 jongen per keer krijgt (mijn record is 18). De vrouwtjes eten de jongen niet op en ook de mannen laten vrijwel altijd de jongen met rust. Hoewel ik normaliter altijd adviseer om een muilbroedend vrouwtje na een week of 2 uit te vangen en in een rustig bakje de jongen te laten krijgen, zou ik dat niet voor Paracyps willen adviseren (wel voor gewone Cyprichromis). De jongen kunnen zo slecht tegen waterwisselingen dat het resultaat na het loslaten in een apart bakje vaak zeer teleurstellend is (veel niet levensvatbare jongen). Ook de zo belangrijke eerste ontwikkeling lijkt veel slechter te gaan als het vrouwtje is overgezet tijdens de zwangerschap.Wellicht werkt het beter als het vrouwtje (uiteraard onder water) wordt overgezet in een bak met exact hetzelfde water. Bij mij is het altijd bijna hetzelfde water (de loslaatbakken draaien permanent).Maar zonder uitvangen gaat het ook best en blijft er uiteindelijk zo’n 80 a 90% van het nest over (als je ze pas voor het eerst uitvangt als ze minimaal halfwas zijn).De jongen eten al gelijk cyclops dus de opfok levert verder geen probleem op.  

Aquarium: 

Voor een soortaquarium volstaat een meterbak. Met meerdere soorten zou ik toch minimaal voor de 1,20 gaan waarbij het belangrijk is dat ze naast openzwemruimte een stukje rots hebben dat niet door “echte” rotsbewoners wordt ingepikt.  

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: