Julidochromis ornatus BOULENGER, 1898

Tekst: Bart Jansen - foto: Bart Jansen
Etymologie: 

De geslachtsnaam kan in twee delen worden opgesplitst: het eerste deel, 'Julido', verwijst naar een gelijkende zeevissoort. Chromis is een oude benaming voor cichlide. De achternaam van de vis kan vertaald worden als 'de versierde'.  

Referentie: 

Maréchal, C. and M. Poll 1991 Julidochromis. p. 202-205. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4.  

Literatuur: 

Cichlids and all the other fishes of Lake Tanganyika, P. Brichard, 1989
Tanganyika cichlids in their natural habitat, A. Konings, 1998
Back to Nature gids voor Tanganyika cichliden, 2e oplage, A. Konings, 2005  

Beschrijving: 

Julidochromis ornatus is een kleiner blijvende cichlide. De vis wordt tot 8 cm. lang. Kenmerkend is het sigaarvormige lichaam met onderstandige bek. Op de flanken zijn twee donkerbruine lengtestrepen zichtbaar. Midden over de rug loopt ook zo'n streep, die overgaat in het onderste deel van de rugvin. De basiskleur is lichtgeel, op de onderste helft van het lichaam is deze kleur intenser. De vinnen zijn omgeven door een iriserend blauwe lijn. De lange rugvin, ronde staartvin en anaalvin hebben buiten deze lijn nog een donkere zoom. Een kenmerkend verschil met de groter wordende Julidochromis regani en Julidochromis marlieri is de afwezigheid van een donkerbruine tekening onder de donkere lijn die door het oog loopt. Het ontbreken van deze tekening heeft J. ornatus gemeen met J. transcriptus en J. dickfeldi.  

Herkomst: 
Tanganjikameer  
Verspreiding: 

Noordelijk deel van het Tanganjikameer, een enkele populatie in het zuiden (Mpulungu).  

Gedrag: 

Deze kleinere cichliden zijn vrij rustig van gedrag. Ze houden zich voornamelijk in de buurt van de bodem en rotsen op, waarbij altijd hun buikzijde naar de dichtsbijzijnde structuur toe houden. Zo zwemmen ze soms ondersteboven om de lijn van een rots te volgen. Onderling kunnen deze enige agressie aan de dag leggen, met name als er jongbroed aanwezig is. Ook andere vissen kunnen op agressie rekenen als ze zich te dicht in de buurt van het nest begeven. Soortgenoten worden echter feller en langer nagejaagd, in kleinere aquaria soms tot de dood erop volgt.

Voedsel: 

Met hun onderstandige bek scharrelen ze hun kostje op tussen Aufwuchs en ophopingen van organisch materiaal. Al wat klein en dierlijk is, wordt opgegeten.

Kweek: 

De kweek is eenvoudig; heeft zich eenmaal uit een aantal vissen een koppel gevormd, dan kan dit koppel snel achter elkaar meerdere nesten produceren. In een hol of ruimte tussen stenen (al dan niet uitgegraven), wordt tegen het plafond een twintig- tot dertigtal eitjes afgezet. Het vrouwtje blijft in het hol om de eitjes te verzorgen, het mannetje bewaakt de omgeving. Na enkele dagen komen de eitjes uit en bewegen de larven tegen de ondergrond tot rondom de ingang van het hol. Als ze wat gegroeid zijn krijgen ze al snel de vorm en tekening die hun ouders ook hebben. Ze zullen zich al snel verder van het nest wagen. Jongen uit eerdere nesten worden nog in de buurt getolereerd tot ze ca. 2 cm. groot zijn. De jongen eten alles wat klein is en voorbij komt drijven. Ze kunnen worden gevoerd met fijngewreven droogvoer of stofvoer. Ook Artemia-naupliën worden goed gegeten.  

Aquarium: 

Voor een bestaand koppel kan een aquarium voor 60 cm. volstaan. Er dan echter geen ruimte voor andere vissen, en na een aantal weken ook niet voor jongen uit eerdere nesten. Wil men deze vissen in gezelschap van andere vissen houden, dan is de minimumafmeting van het aquarium zeker 100 cm.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: