Cyprichromis microlepidotus (POLL 1956)
Cyprichromis komt uit het Grieks: Cyprinus betekent karper en chromis verwijst naar de vroegere benaming van cichliden. Microlepidotus verwijst naar de kleine (micro) schubben (lepidotus = "geschubd").
Poll, Max. 1956. "Poissons Cichlidae - Limnochromis microlepidotus n. sp.". Exploration hydrobiologique du lac Tanganika (1946-1947) - Résultats scientifiques. pp. 185-187
Konings, Ad, Back to Nature gids Tanganyika cichliden
Konings, Ad, Tanganyika cichlids in their natural habitat.
Herrman, Hans-Joachim, Buntbarsche des Tanganjikasees
Deze 12-15 cm. lange cichlide (de vrouwtjes blijven iets kleiner) komt in het Tanganjikameer voor in grote scholen. De vrouwtjes hebben een egaal grijsbeige kleur. De mannetjes zijn subtiel gekleurd, met een lichtrood lichaam en blauwe vinnen, en soms een gele vlek in de staartvin. Alleen bij de juiste lichtval is de kleurenpracht van de mannetjes goed te zien. Sommige (volwassen) mannetjes krijgen een zogeheten "zadel", de donkerblauwe kleur van de rugvin loopt door en vormt een soort van zadel op de bovenkant van de rug.
De noordelijke helft van het meer
Vanwege hun schoolvormende gedrag wordt dit type vis in het Nederlands ook wel als "haringcichlide" aangeduid. Dit is echter een verzamelnaam voor alle soorten die in de geslachten Cyprichromis en Paracyprichromis vallen. In het aquarium zien we voornamelijk dat territoriale mannen naast elkaar een deel van de waterkolom als territorium innemen, de andere vissen zwemmen daartussen (meest als groep) in de meer open ruimte. Onderling gaan de mannen eerder pronken naar elkaar dan vechten, wat soms zeer mooie taferelen oplevert. Zo hangen er soms enkele mannen naast elkaar met de vinnen wijd opengespreid. Dit is wel op voorwaarde dat de groep groot genoeg is (meer dan 15 individuen). Mochten de mannen wel naar elkaar uithalen dan is dit wel feller dan bij Cyprichromis leptosoma. Als leptosoma's vechten geven ze mekaar eerder 'plaagstootjes' terwijl een microlepidotus eerder een 'aanloopje' neemt en dan vol in de aanval gaat. Let even op dat C. microlepidotus wat stressgevoeliger is dan C. leptosoma.
Als vrijzwemmers zijn deze vissen gespecialiseerd in het eten van plankton, in de vorm van kleine schaaldieren en andere kleine diertjes. In het aquarium zijn Artemia-naupliën en cyclops daarom gewaarde voeders. Ook ander fijn voer als kleine vlokken en kruimelvoer worden goed genuttigd.
C. microlepidotus zetten de eitjes (tot een tiental) af in het vrije water. Het vrouwtje vist de eitjes uit het water en broedt deze 3 tot 4 weken in de bek uit. Tijdens het broeden eten ze niet of nauwelijks. Na uitspuwen van de jongen (tussen de 10 en 20 stuks), zwemmen deze naar het wateroppervlak waar ze dicht bij elkaar blijven. De jongen kunnen gevoerd worden met fijn levend voer zoals Artemia-naupliën, ook fijngewreven vlokken worden (later) goed gegeten. In tegenstelling tot C. leptosoma, is C. microlepidotus relatief laat geslachtsrijp, waar halfwas leptosoma's vaak al met een bekje vol kunnen worden gezien, gebeurt dit bij C. microlepidotus pas als ze echt volwassen zijn.
In het aquarium komt deze soort goed tot zijn recht als er een groep vanaf 12 exemplaren wordt aangeschaft. Vanwege hun gedrag is het minimum voor het aquarium een lengte van 1.50m. met een waterhoogte vanaf 50 cm. Er moet veel open ruimte zijn en de rotsen hebben bij voorkeur een overwegend verticale oriëntatie.