Pelmatolapia mariae BOULENGER, 1899
Pelmato heeft betrekking op de bouw van de kieuwdeksels.
Teugels, G.G. and D.F.E. Thys van den Audenaerde 1991: Tilapia. p. 482-508. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van den Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4
Hans J. Mayland, Cichliden van Afrika, 1972.
Pelmatolapia mariae kan een lengte bereiken van ongeveer 35 cm. De kleur is voornamelijk goud oker, dat naar het bovenste deel van het lichaam overtrokken wordt door groene accenten. Achter de kiewdeksel zit een zwarte vlek. De 2e vlek is wat minder goed zichtbaar en is wat puntvormig. Daarna volgen nog een 5-tal duidelijk zwarte ronde vlekken, die naar gelang de stemming van de vis kan veranderen in dwarsbanden. Achter de kiewdeksel is een roodachtige zone te zien. Alle vinnen, behalve de borstvinnen hebben een groenachtige kleur. De ongepaarde vinnen zijn voorzien van rode puntjes en lijntjes. De rug- en staartvin hebben een blauwe-witte zoom.
Van Ivoorkust tot Kameroen
Robuuste vis, welke tijdens het broedgedrag de ruimte nodig heeft.
Deze vis is een alleseter, met een voorkeur voor plantaardig voedsel, voornamelijk algen. Bij wildvangexemplaren werd bij onderzoek naar de maaginhoud geconstateerd dat een kwart hiervan bestaat uit zand, wat bijdraagt aan het fijnmalen van de algenkost.
Pelmatolapia mariae is een substraatbroeder met grote legsels.
Pelmatolapia mariae met jongbroed
Kantlengte vanaf 150 cm, een zandbodem, een inrichting met stenen, kienhout en stevige planten.