Een geschikt aquarium opzetten voor Cyphotilapia frontosa

Tekst en foto's: Niels Ottens en indien vermeld Koen Wieringa

Cyphotilapia frontosa (en de zuidelijke varianten die soms C. gibberosa genoemd worden) zijn het pronkstuk van het Tanganyikameer. Het zijn prachtige, statige vissen met een mild karakter. Maar hoe zet je nu een geschikte bak op voor deze mooie vissen en wat komt daar allemaal bij kijken? Ik neem jullie graag mee in mijn gedachtegang achter het houden van C. frontosa, die ik tot kort geleden verzorgd heb.
 
Het aquarium en de techniek:
C. frontosa komt in het tanganyikameer voor in diepere wateren, vaak vanaf 20 meter diepte en meestal in groepen. In het meer zwemmen ze vrij of langs rotsige zones. Het zijn vaak rustige zwemmers, maar ze worden met ruim 30 centimeter wel erg groot. De duidelijke vereisten om hun natuurlijke leefomgeving na te bootsen zijn dan ook de volgende:
1. Een ruim aquarium, voor volwassen C. frontosa hou ik zeker 200*80*60
    cm hoogte als minimum aan, maar een slag groter is stukken beter.
2. Het goede aantal C. Frontosa, bij aankoop van jonge dieren minimaal 5
    stuks. Volwassen kunnen ze misschien in een harem gehouden worden,
    maar een groep vanaf drie mannen en meer vrouwen in een ruime bak
    is beter.
3. Een inrichting met voldoende schuilplaatsen zodat de vissen uit elkaars
    zicht kunnen verdwijnen.
4. Gedempte verlichting, die het liefst niet ineens aan of uit gaat.
5. Rustig stromend, maar schoon water.
 
Mijn setup per punt van de hierboven genoemde vereisten:
 
 
1. Een ruim aquarium:
Mijn groep C. frontosa zwom in mijn bak van 200*60*60cm. We zijn dan ook meteen aangekomen bij de reden dat ik uiteindelijk afscheid genomen heb van de groep C. frontosa “Chaitika”. Ik heb mijn groep als jonge dieren gekocht. In deze bak heb ik ze een tijd met veel plezier gehouden en zien opgroeien. Toen alle dieren echter de 15 cm gepasseerd waren en de alfa man voorbij de 20 cm was, viel het mij op dat de vissen minder de ruimte hadden om hun ding te doen. Mijn idee om een grotere bak te plaatsen was in onze woning op dat moment niet mogelijk en ik besloot toen te zoeken naar een nieuwe geschikte eigenaar. Uiteindelijk zijn de vissen verhuisd naar een liefhebber met een bak van 340 cm.
Vaak wordt gezegd dat C. frontosa rustige zwemmers zijn en ze daardoor relatief klein gehuisvest kunnen worden, op sommige Amerikaanse facebook groepen word zelfs 150 cm genoemd. Ik ben het echter door mijn ervaring stellig oneens met deze mening. Wanneer ze de ruimte hebben trekken ze toch nog graag een baantje en zijn ze actiever, de vissen moeten naar mijn mening dan ook de mogelijkheid hebben om dit te doen. Je zal beloond worden met meer gedrag en interactie dan je van de soms saai genoemde C. frontosa zou verwachten.
Foto: Koen Wieringa
 
2. Het goede aantal C. frontosa:
Ik begon met één man en drie vrouwen van een centimeter of 10 en heb kort daarna nog 5 jonge dieren aangekocht, beide groepen waren f1 en de ouderdieren waren gevangen bij Chaitika in Zambia. Uiteindelijk heb ik ze dus in een groep van 9 exemplaren gehouden. De dieren zijn rustig, maar willen onderling ook nog wel eens dreigen en ruziën. Ook de vrouwen doen daar veel aan mee, soms zijn dat zelfs de grootste onruststokers. Het dreigen, met de keel open om elkaar heen draaien of tegenover elkaar staan, is prachtig om te zien. Belangrijk is echter wel dat de groep uit genoeg dieren bestaat zodat deze agressie verdeeld wordt en ze voldoende afleiding hebben aan elkaar. Ik raad dan ook aan om minimaal 5 stuks te houden. De verhouding werkte bij mij goed. Van de grotere vier exemplaren heb ik jongen gehad en ook daarbij viel de agressie erg mee. De alfa man en een van zijn dames hebben meerdere keren afgezet in de linkerhoek en claimden daarbij relatief weinig ruimte.
 
3. Inrichting:
Mijn inrichting bestond uit een bodem van zand gemengd met grind, grauwacke stenen en modules. De vissen filterden regelmatig zand op zoek naar voedsel. Hoe groter de vissen worden, hoe meer open zwemruimte ze uiteraard nodig hebben. Schuilplaatsen mogen echter niet ontbreken. Vooral de alfa man hield er van om zich regelmatig in een hol te verschuilen. De andere vissen zwommen meestal vrij, maar holen en zichtbrekers kwamen van pas wanneer er wat geruzie was en een van de dieren op adem wou komen. Ik heb zogenaamde “Big Rock” modules van Akwaline gebruikt in de kleur grijs, die in twee stukken gezaagd is. Op de foto zie je in beide achterste hoeken een deel van de module. Deze zijn hol van binnen en de vissen kunnen er dus ook in schuilen. Naast dat ze enorm functioneel zijn voor C. frontosa, kun je er ook je techniek achter verbergen en staat zo’n grote steen erg mooi in een bak. 
Een andere mogelijke inrichting
 
4. Gedempte verlichting:
Om de gedempte verlichting te voorzien heb ik gebruik gemaakt van dim- bare led verlichting, namelijk van een Econlux LED 1400mm Coral-plant balk van 140cm. Hiermee konden een subtiele zonsopkomst en zonsondergang nagebootst worden en de verlichting werd afgesteld op maximaal 15%. Door de verlichting vooraan te plaatsen wordt nog meer diepte gecreëerd, bij een bak met veel breedte komen vissen dan uit de duisternis zwemmen, wat een prachtig effect geeft. Zorg voor een verlichting die blauw bevat, om de blauwe kleuren van C. frontosa te accentueren.
Foto: Koen Wieringa
 
5. Rustig stromend, schoon water:
Zoals eerder genoemd komt C. frontosa vrij diep voor in het Tanganyikameer. Daar is dan ook een stuk minder stroming dan in de branding of in een (snelstromende) rivier. Dat gezegd hebbende kunnen vissen naar mijn ervaring vaak een stuk meer stroming hebben dan men denkt. Voor écht snelstromend water zou je een flink budget voor stromingspompen uit moeten trekken. Op mijn bak van zo’n 700L bruto draaiden 2 potfilters die samen zo’n 3700L water bruto per uur filterden. Daarnaast had ik een stromingspomp van 4000L per uur langs het wateroppervlakte staan voor oppervlaktebeweging en zuurstofuitwisseling. Ik raad aan om minimaal 5 à 6 keer de bruto bakinhoud per uur aan filtercapaciteit te voorzien. Wat extra waterverplaatsing kan daarnaast ook geen kwaad. Vooral om blauwalg tegen te gaan, een bekend probleem bij Tanganyika liefhebbers, helpt het in mijn ervaring om genoeg waterverplaatsing te hebben. Zorg ook goed dat er water stroomt tussen de stenen door en er dus geen sprake is van stilstaand water. De instromen van mijn potfilters waren bijvoorbeeld verborgen achter de stenen en trokken daar dus ook water doorheen. Een extra tip is om een luchtsteen of airlift beschikbaar te hebben, in ieder geval voor in de zomer als het erg warm wordt. Het Tanganyikameer is door de enorme inhoud aan water vrij stabiel qua temperatuur. Mijn Tanganyika-cichliden hadden dan ook last van wisselende temperaturen en ik had toen nog geen air lift in de bak. Afgelopen zomer ben ik door de aanhoudende temperatuur van boven de 30°C buiten dan ook twee Gnathochromis permaxillaris verloren.
 
C. frontosa Niels Ottens.jpg
 
Medebewoners:
Gezien de specifieke vereisten voor het houden van C. frontosa horen ze in een bak dan ook de hoofdbewoners te zijn. Het kiezen van medebewoners voor C. frontosa is niet altijd even makkelijk. Grote C. frontosa kunnen kleine medebewoners namelijk als voer zien, maar aan de andere kant zijn deze gestreepte reuzen soms enorme watjes. Ze kunnen door veel kleinere vissen makkelijk aan de kant gezet worden en daar gestresst van raken. Daarnaast moeten de medebewoners het goed doen op het dieet van de C. frontosa, dierlijk voer dus. Ik zal hier een aantal soorten bespreken.
Voor elke medebewoner is het belangrijk ze op een zodanige manier bij C. frontosa geplaatst worden dat de C. frontosa ze niet als voer zien. De makkelijkste manier om dit te bereiken is door te starten met jonge C. frontosa zodat ze samen met de medebewoners opgroeien of de medebewoners eerder plaatsen. Zijn de C. frontosa al van groter formaat, zorg dan ook dat de medebewoners al op formaat zijn. Introduceer je alsnog kleinere rotsbewoners, hou deze dan in een netje en laat ze pas rondom de bodem bij stenen en schuilplaatsen vrij, zodat ze zich meteen kunnen verstoppen. Ze kunnen in een schuilplaats dan op adem komen. Kleine vis van bovenin vrijlaten zal door de C. frontosa  waarschijnlijk als voer gezien worden. Stressgedrag van andere vissen wakkert het roofgedrag van C. frontosa aan, probeer dit dus te voorkomen.
Door het voer en andere vereisten zoals gedempt licht voor C. frontosa vallen Tropheus , Tanganyika goby’s en vedervinnen als medebewoners al af.
Relatief agressievere soorten vallen ook af. Zelfs van de kleinere soorten kunnen ze enorm veel last hebben. Zo was hier een Lamprologus calliurus man veel te druk aanwezig voor de C. frontosa. Ook Neolamprologus buescheri werd tijdens een nest te fel en namen veel ruimte in de bak in. Bij een kennis van me bleken ook Lamprologus similis tegen  C. frontosa te fel uit de hoek te komen. Slakkenhuisbewoners vind ik geen aanrader als medebewoner. Zolang de C. frontosa nog klein zijn zullen ze verjaagd worden door slakkenhuisbewoners en dus minder ruimte hebben om hun ding te doen. Wanneer de C. frontosa groot zijn kunnen slakkenhuisbewoners voer worden, vooral als ze later
bijgeplaatst zijn. 
Rustige lamprologine soorten zijn wel erg geschikt. Altolamprologus calvus en  A. compressiceps worden vaak gecombineerd met C. frontosa . Hier werkte die combi erg goed. Ook bijvoorbeeld Neolamprologus leleupi en  Julidochromis-soorten worden vaak als medebewoner gekozen en dit blijkt goed te werken. Deze rotsbewoners zijn vaak slim genoeg om niet als voer te eindigen. Ctenochromis benthicola en Chalinochromis brichardi zijn ook mooie, niet alledaags voorbeelden van geschikte rotsbewoners.
Haringcichliden zijn risicovol als medebewoner. In de natuur zouden C. frontosa slapende (para)cyprichromis eten. Ik heb echter ook succesverhalen gehoord over de combinatie in aquaria, maar het is zeker niet zonder risico. Ook van Benthochromis heb ik gehoord dat ze voer kunnen worden voor volwassen C. frontosaBenthochromis zijn snel gestresst en daar reageren de C. frontosa op, een kennis leverde dit doormidden gehapte Benthochromis op. 
Met alen uit het Tanganyikameer kan gecombineerd worden. Ik heb een succesvol voorbeeld gezien met  Mastacembalus tanganicae , maar zou deze soort niet aanraden omdat de aal met pech wel als voer voor C. frontosa kan eindigen. De grotere alen zoals M. ellipsifer en  M.  cunningtoni zou ik wel aandurven. Vroeger heb ik wel eens gelezen dat deze ook als voer konden eindigen. Ik heb echter succesvol twee M. ellipsifer bij mijn  C. frontosa gehouden en ken meerdere succesvolle voorbeelden. Belangrijk is hierbij dat de alen van groot genoeg formaat zijn wanneer ze geïntroduceerd worden. 
Tot slot heb ik C. frontosa met succes gecombineerd met Synodontis lucipinnis . Ik verwacht dat andere meervallen zoals Lophiabagrus brevispinnis en  Phyllonemus typus ook prima zullen gaan.​
 
Beelden van mijn bak en vissen:
Voor de geïnteresseerden hieronder nog filmpjes van mijn bak en vissen. 
 
1. Een filmpje dat duidelijk laat zien dat C. frontosa de ruimte moeten hebben om rond te zwemmen.
2.en 3. Beelden tijdens het voeren, waarop ook wat medebewoners goed te zien zijn.
4. Een koppel aan het afzetten in de hoek.
5. Gewoon een overzichtsfilmpje, dat laat zien wat je kan verwachten buiten het voeren om:
 
Herkomstgebied: