Congochromis sabinae
,
Congochromis sabinae
Een kleurrijke, klein blijvende cichlide uit Congo.
Door: M.C.W. Keijman
Het is niet voor iedere aquariaan weggelegd om één danwel meerdere grote aquaria te bezitten, waarin hij of zij haar cichliden in kunnen verzorgen. Want bij de meeste mensen leeft de gedachte dat cichliden in het algemeen groot worden vissen zijn die een nevenant groot aquarium nodig hebben. Niets is echter minder waar. Uit vrijwel alle werelddelen waar cichliden te vinden zijn, zijn soorten bekend die vrij klein blijven en veelal ook nog eens fraai gekleurd zijn. En met vrij klein bedoel ik soorten van 4 tot 12 cm. Het hierna volgende bericht gaat over zo’n soort, die zijn afkomstig is uit Gabon en Congo (Brazzaville) welke beide in Centraal Afrika liggen. Alvorens dieper in te gaan op de soort waarover dit artikel gaat, wil ik eerst de voorgeschiedenins van het geslacht en de soort zelf behandelen.
,
Introductie van het geslacht Nanochromis
Het geslacht Nanochromis werd oorspronkelijk beschreven door Pellegrin (1904) voor Nanochromis nudiceps (Boulenger, 1899), met als belangrijkste kenmerk een buitengewoon verhoogde bovenste zijdelingse lijn. In zijn herziening van het geslacht Pelmatochromis, Thys van den audenaerde (1968) stelde hij de opname van Nanochromis als een losse van Pelmatochromis sensu lato, voor soorten binnen het geslacht met 12 rijen schubben rond de staartvin basis. Nanochromis werd nieuw leven wordt ingeblazen als geslacht door Trewavas (1973, 1974). Roberts & Stewart kenmerkten Nanochromis sensu stricto als hebbende één halve of meer dan de boven dwarslijn grenzend aan de basis van de dorsale (rug) vin, in plaats van te zijn gescheiden door 1 of meer rijen schubben zonder buisjes, en voegde 4 nieuwe soorten toe aan het geslacht. Greenwood (1987) Erkende twee groepen binnen het geslacht: een kleine groep met de twee soorten N. dimidatus en N. squamiceps, kenmerkend doordat minder dan de helft van de bovenste zijijn grenzend aan de basis van rugvin beschubt is, een voledig beschubde buik en nek, een gedeeltelijk beschubde buik en wang, en de aanwezigheid van een enkele, verlaagd en komma-vormige supraneural been. In 1996 verzamelde de Duitse aquarist Rainer Sawatzky een Nanochromis in Congo (Brazzaville ) nabij de stad van Makoua die overeenkwam met ander materiaal uit Congo (Brazzaville) en Gabon, welke in de collectie van het MRAC en MNHN aanwezig waren, en met specimens gepresenteerd in aquaristische literatuur waarin duidelijk werd dat het hier ging om een nog onbeschreveneen soort uit de dimidiatus-groep.
De beschrijving van Nanochromis sabinae
In de januari 2005 uitgave van de online Zootaxa van Magnolia Press, beschrijft de Oostenrijker Anton Lamboj een nieuwe Nanochromis als volgt en op grond van volgende kenmerken:. Nanochromis sabinae,, een nieuw cichlidensoort, wordt beschreven uit midden-en noordoost Congo (Brazzaville) en zuidoostelijke Gabon. Deze verschilt van de andere soorten uit het Genus Nanochromis, door een combinatie van morfologische eigenschappen en het kleurpatronen; maar ook het achterste deel van de zijdelingse lijn is duidelijk gescheiden van de aanzet van de staartvin; zitvlak nape omgeslagen; een of twee rijen wangschubben; een zwarte overlangse streep vanaf de ogen tot het begin van de basis van de staartvin, welke bij beide geslachten bij sommige gedragsuitingen zichtbaar is maar niet tot aan het einde van de staartwortel; vrouwelijke exemplaren bezitten enkele zilver gekleurde schubben rond de genitale papilla.
Het geslacht Congochromis wordt beschreven
Congochromis, een nieuw cichliden geslacht, welke wordt beschreven op basis van een opsomming van anatomische bijzonderheden van de zijdelingse huidporiën op de kop en onder de ogen alswel de mondbetanding, en de opbouw van de schubben. Als hierbij erkend, congochromis bevat drie soorten die voorheen tot het geslacht Nanochromis werden gerekend (N. squamiceps, N. dimidiatus, en N. sabinae) en een nieuwe soort uit de buurt van Kisangani ( Stanleyville) op de bovenste Congo rivier. Diagnostische kenmerken voor congochromis en nanochromis zijn geleverd. Het verhoogde aantal ontdekkingen van nieuwe soorten en beschrijvingen van het Congolese cichliden geslacht Nanochromis (Pellegrin (zie Lamboj, 2005; Schliewen en Stiassny, 2006; Lamboj en Schelly, 2006) is typerend voor een groeiende documentatie van het hoge aantal van de soortenrijkdom van zoetwatervissen die voorkomen in het Congo stroomgebied (Schelly en Stiassny, 2004; Stiassny en Schäfer, 2005; Schliewen en Schäfer, 2006; Stiassny et all., 2006; Tshibwabwa et all., 2006). Als het aantal soort ontdekking stijgt, is een gelijktijdig begrip van phylogenetische betrekkingen noodzakelijk om een kader voor onderzoek te vormen voor het onderzoek naar de mechanismen en processen die ten grondslag liggen aan de hedendaagse aquatische diversiteit.Tot dusver zijn elf Nanochromis soorten beschreven, en een aantal extra taxa wachten nog op een formele beschrijving (Schliewen en Stiassny, 2006, persoonlijke obs.; Lamboj, in litt.). In een recente studie, Schliewen en Stiassny (2006) bespraken de aanwezigheid van twee informeel genoemde groepen binnen Nanochromis: een nudiceps groep en een squamiceps groep. Beide groepen zijn diagnosable op basis van afgeleide anatomische eigenschappen, en wij hierin beperken het geslacht Nanochromis sensu stricto met de type soort N. nudiceps (boulenger, 1899) en zeven soorten, te weten: N. consortus Roberts en Stewart, 1976, N. minor Roberts en Stewart, 1976, N. parilus Roberts en Stewart, 1976, N. splendens Roberts en Stewart, 1976, N. teugelsi Lamboj en Schelly, 2006, N. transvestitus Stewart en Roberts, 1984, en N. wickleri Schliewen en Stiassny, 2006. De soorten van de squamiceps groep zijn hierna beide formeel erkend als leden van het nieuwe geslacht Congochromis, met C. squamiceps (boulenger, 1902) als de type soort, samen met C. dimidiatus (pellegrin, 1900), C. sabinae (lamboj, 2005), en een nieuwe soort (C. pugnatus) uit de buurt van Kisangani op de bovenloop van de Congo rivier.
De verschillen tussen de geslachten
Net als bij vele andere cichlidensoorten zijn er ook bij Congochromis sabinae uiterlijke constateerbare verschillen tussen het mannelijk en vrouwelijk geslacht. Bij Congochromis sabinae zijn de dimorfische (vorm) en dichromatische (kleur) verschillen duidelijk aanwezig en zichtbaar.
De eerste vinstraal van de buikvin is bij beide geslachten de langste, maar bij mannenelijke exemplaren vaker verlengd dan bij vrouwelijke. Het einde van de buikvin reikt bij beide sexen nooit tot aan de aanzet van de aarsvin. De staartvin is afgerond. Buiten deze uiterlijke kenmerken, zijn er ook nog verschillen qae kleur, die de geslachten van elkaar doet onderscheiden. Eerst de kleurbeschrijving die op beide sexen van toepassing is: De kop en het lijf zijn licht tot roodbruin, en op buitenste rand van de kieuwdeksel bevindt zich een donkere schubloze vlek. Deze vlek is zeer slecht zichtbaar, en soms alleen maar tijdens enkele gedragsmomenten. De lippen zijn oranje tot bruin gekleurd. Een donkere overlangse streep is soms zichtbaar (in situaties van stress, onderdanigheid, en tijdens de broedzorg periode) ter hoogte van de laagste zijlijn, vanaf de achterzijde van het oog tot aan het het einde van de staartvinbasis. Donkere streep van de voorste rand van het oog naar het midden van de bovenlip. Het lichaam is in het rugdeel donkerder dan de rest van het lijf, en bij extreem gestresste exemplaren zijn 7 zwarte vlekken onder de rugvinbasis zichtbaar. En als laatste gezamelijk kenmerk hebben beide sexen in de bovenste rand van het oog een rode zonde.
Het vrouwtje heeft als kenmerkend verschil ten opzichte van het mannetje ook nog bij de aanzet van de aarsvin een zilverachtige vlek zitten. Een kenmark waar je de vrouwelijke exemplaren heel goed aan kunt herkennen.
Lengte en naamgeving van Congochromis sabinae
Het holotype exemplaar, afkomstig uit de Loubi River had een afmeting van 50,4 mm en was een mannelijk exemplaar. Bij de andere mannelijke exemplaren die in de eerstbeschrijving zijn gebruikt, werden maten gemeld tot 52,5 mm, en voor de vrouwelijke exemplaren de eveneens gebruikt zijn in de eerstbeschrijving zijn maten opgegeven tot 46,2 mm., Mijn inziens zijn deze vermelde maten niet de maximale afmetingen die deze soort (in het aquarium) kan bereiken. De lengte in het aquarium ligt bij ca. 7 cm voor mannelijke exemplaren en ca. 6 cm voor vrouwelijke exempalern. Wat betreft de Etymology (ofwel de afleiding van de naam) kan gezegd worden dat deze soort benoemd is naar de dochter van Anton Lamboj, namelijk Sabina Lamboj.
Het verspreidingsgebied en biotoop van Nanochromis sabinae
Het verspreidingsgebied-Van de soorten die in in de 60’s en 70’s in de hobby voorhanden kwamen was het een en ander bekend waar deze gevangen waren. De gevangen varianten kwamen uit Gabon en uit Gongo en kregen als vindplaats benaming Makoua en Genema mee. Beide vindplaatsen liggen in Congo. Meer en nauwkeurigere vindplaatsen worden in de soortbeschrijving van Lamboj genoemd. Sawatsky vondt het holotype van de soort in de Loubi River, welke een toeloper is van de Likoula River, gelegen ten zijdwesten van de stad Makoua, nabij het plaatsje Lengui. Andere exemplaren werden gevangen in een klein stroompje ten oosten van Louenk, eveneens in Congo. Verder komt de soort ook voor in het naburige Gabon, enwel in het Ogowe systeem (in het Gabons Ogooué), waar bijvoorbeeld de Ivindo River deel van uitmaakt. Voor het totale verspreidingsgebied zie kaart. Het biotoop- Het leefgebied waarin Congochromis sabinae voorkomt zijn hoofdzakelijk kleine stroompjes, die donkerrood stromend water met zich meevoeren waar de geleidbaarheid en Ph waarden zeer laag (geleidbaarheid van40 ,µS/cm en een pH van 4.0) zijn en de water temperatuur rond de 24,°C a 25,°C ligt. Waterplanten zijn in deze stroompjes niet of nauwlijks aanwezig. Het beperkt zich hier slechts tot in het water hangende grassen, struiken en takken waarin Congochromis sabinae zich verschuilt bij gevaar. De bodemgrond van deze strompjes bestaat veelal uit zand en stenen, met daarop liggend de nodige van de bomen gevallen bladeren. Het is ook juist hier waarin Congochromis sabinae haar voedsel zoekt.
Nieuw in de Hobby!
Rond 1995 duiken de eerste exemplaren van de variant in de hobby op, die later beschreven zou worden als Nanochromis sabinae. Deze exemplaren kregen onder hobbyisten de namen Nanochromis sp. “Genema” en Nanochromis sp. “Makoua”. Er wordt tevens gedacht dat de door Pierre Brichard in de jaren 60’s, geëxporteerde “rode dimidiatus” uit de Republiek Congo ( niet te verwarren met de Democratische Republiek Congo) één en dezelfde soort is als, Nanochromis sp. “Makoua”. Helaas is deze variant in de 70’s geheel uit de hobby verdwenen en tot op de dag van vandaag niet meer terug gevonden. Voor vele jaren werden deze varianten in aquaria gehouden zonder dat duidelijk was om welke soort het daadwerkelijk ging. Het duurde ca. 10 jaar voordat deze soort die tot dantoe onder verschillende namen en vaak ook als seperate soorten werden gezien beschreven werd door Anton Lamboj als zijnde Nanochromis sabiane.
Nanochromis sabinae in het aquarium
Bij toeval kwam ik deze soort tegen in een kleine aquarium speciaalzaak, waar een 6-tal van deze soort rondzwom temidden een aantal andere soorten. Het toeval wilde dat het 3 mannen en 3 vrouwen waren, die ik dan ook terstonds kocht. Thuis werden deze 6 amper 5 cm kleine visjes in een dichtbeplant aquarium ondergebracht die een afmeting had van 65x55x45. Aan beplanting stonden er Anubias en Javavaren in de bak. Verder groeide er Javamos op de planten en over het in het eveneens in aquarium aanwezige hout. Als bijvissen zwommen er Epyplatys, Amphyosemion en Neolebias, allen afkomstig uit Kameroen. Ik had het aquarium slechts matig verlicht wat later goed bleek te zijn, want de Congochromis sabinae waren total niet schuw en lieten zich veelvuldig zien. Na enige dagen van acclimatiseren kwamen de allereerst schuwe sabinae’s langzaam tevoorschijn en verlieten het dichtbeplante achterste deel van het aquarium. Qua kleur toonden de vissen nog betrekkelijk weinig, dit in vergelijk met hoe ze er uiteindelijk uit zouden gaan zien.
Ik kon bij zowel mannelijke als de vrouwelijke exemplaren vrij vaak een streeptekening (zoals die in de eerstbeschrijving omschreven is) zien., De watertemperatuur hield ik op een constante van 25,°C en er was een lichte stroming in de bak aanwezig die door middel van een lucht hevelpomp bewerkstelligt werd. De vertegenwoordigers die tot de dimidiatus groep (Congochromis dimidiatus, squamiceps en nu dus ook de nieuwe soort sabinae) behoren prefereren een lichte stroming van het water, waarvoor ik dus ook gezorgd had. Over het eetgedrag en het voedsel van Congochromis sabinae kan het volgende gezegd worden. In mijn aquarium vertoonden de sabinae’s een typisch detritus voedselgedrag (dit voedselgedrag kenmerkt zich door het telkens detritus van de bodemgrond tot zich te nemen en dit te filteren op voedsel om de resten vervolgens weer uit te spugen). Dit duide er voor mij op dat deze klein blijvende soort klein tot zeer klein voedsel tot zich namen. Deze wetenschap wetende, voerde ik de sabinae’s in het aquarium fijn voedsel zoals: Atermia (naupliën en volwassen), cyclops en diverse droogvoeren. Naarmate de exemplaren van Congochromis sabinae langer in het aquarium aanwezig waren kon ik bemerken dat deze het ook beter naar hun zin kregen. Ik begon ze vaker te zien en ik kon ook aan hun kleur die steeds intenser werd, merken dat het welbehagen van de vissen beter werd. De vissen begonnen nu ook heel duidelijk hun mooie kleuren te vertonen. Het mannetje vertoonde steeds meer de oranjebruine kleur die zo typisch is voor deze soort en vrouwtje kreeg ook steeds meer kleur op het lijf. Deze begon steeds meer een violette kleur op de flanken te krijgen, en de kieuwdeksels begonnen alsmaar goudgeler te worden., En de rugvin vertoonde in de uiteinden meer en meer een rode kleur.
De balst en de broedzorg
Zo af en toe kon ik zelfs tekenen van baltsgedrag zien. Een mannetje en een vrouwtje begonnen zich steeds vaker af te zonderen in een hoek van het aquarium, waar ik een halve kokosnoot als broedhol had neergezet, met daarboven allemaal planten. Zodoende stond deze eventuele broedplaats niet direct in het zicht en zouden de vissen deze wellicht gaan accepteren als broedhol. De vertegenwoordigers van het geslacht Congochromis zijn namelijk holenbroeders. De rolverdeling bij deze soorten is als twee ouderlijk te omschrijven. De vrouwtjes verzorgen de eieren en larven, terwijl de mannetjes de omgeving van het nest en het territorium verdedigen. Beide ouders verdedigen echter de vrij zwemmende jongen.
Tijdens de balts laten zowel het mannetje als het vrouwtje hun mooiste kleuren zien en maakt het vrouwtje vaak een kromming met het lichaam,die de vorm van een S heeft. Deze vorm van balts zien we ook bij de vertegenwoordigers van het geslacht Pelvicachromis terug. Ofschoon het nakweken van Congochromis sabinae in het aquarium niet al te moeilijk is, valt er met name tijdens de balts en broedperiode een verhoogde onverdraagzaamheid naar het vrouwtje toe te bemerken.
Het is dus raadzaam om een aqaurium waarin en Congochromis sabinae wil verzorgen voorzien is van de nodige planten en verstop mogelijkheden. Dit voor het welbevinden van soortgenoten tijdens met name de balts en broedperiode. Als het dan zover komt dat Congochromis sabinae overgaat tot het afzetten van een legsel (welke vaak niet meer dan uit een 40 tot 50-tal eitjes bestaat) dan duurt het 3 dagen voordat de eieren uitkomen, en hierna nog eens 8 tot 9 dagen voordat de larven gaan zwemmen. In de tussenliggende tijd worden de larven vaak aan het plafond van de broedhol gehangen.
Als de jongen gaan zwemmen, zal men kunnen waarnemen dat deze zeker de eerste week vrij dicht bij de grond blijven zwemmen. Pas in een later stadium beginnen de jongen wat vrijer rond te zwemmen, waarbij de ouders niet uit het oog gelaten worden. De broedzorg duurt vanaf het moment van vrijzwemmen nog zo’n 8 weken. Hierna kun je goed merken dat de ouders de jongen langzamerhand aan hun lot overlaten en deze vervolgens ook allen door het aquarium beginnen rond te zwemmen. In de periode dat een stel eieren, larven en jongen hebben, is de kleur van de vissen weer anders dan tijdens de baltsperiode. Nu overheerst een vale oranjebruine kleur, met vaak een vaag zichtbare donkere lengtestreep.
Aquaristische toekomst
Gezien het feit dat de vertegenwoordigers van het geslacht Congochromis veelal klein blijvende soorten zijn, en die ook nog eens fraai gekleurd zijn, zullen deze wel in de aquariumhobby vertegenwoordigd blijven. Dit hangt echter wel af of men met deze soorten blijft nakweken, of dat deze uit de landen van herkomst geëxporteerd zullen blijven worden. ,
Literatuur:


Greenwood, P.H. 1987. The genera of pelmatochromine fishes (Teleostei, Cichlidae). A phylogenetic review. Bull. Br. Nat. Hist. (Zool.) 53(3): 139-203.

Lamboj, A. 2004. The Cichlid Fishes of Western Africa. Birgit Schmettkamp Verlag, Bornheim, Germany. 255 pp.

Lamboj, A. 2005. Nanochromis sabinae, a new cichlid species (Teleostei, Cichlidae) from the Upper Congo River area and Northeast Gabon. Zootaxa 827: 1-11.

Linke, H. & W. Staeck. 2002. Afrikanische Cichliden I-Buntbarsche aus Westafrika. Tetra Verlag GmbH, Bissendorf, Germany. 232 pp.

Linke, H. & W. Staeck. 1994. African Cichlids I-Cichlids from West Africa. Tetra Press, Melle, Germany. 200 pp. Stiassny, M.L.J. and, Schliewen, U.K. 2007 Congochromis, a New cichlid Genus (Teleostei:Cichlidae) from Central Africa, with the Discription of a New Species from the Upper Congo River, Democratic Republic of Congo. American Museum Novitates AMNH Number 3576 16 pp.