Herichthys carpintis (Jordan & Snyder, 1899)

Tekst Rene Beerlink, foto's Thomas Kyrath en H. Zel.
Etymologie: 

Genoemd naar de typelocatie, de kustlagune “Laguna del Carpintero” aan de monding van de Rio Pánuco welke toen der tijd (1899) aan de rand, maar inmiddels midden in de stad Tampico ligt.

 

Herichthys is een verwijzing naar het al eerder opgerichte geslacht Heros.

Referentie: 

Starr J. D. & Snyder J. O. 1899. Notes on a collection of fishes from the rivers of Mexico, with description of twenty new species. Bulletin of the U.S. Fish Commission.
 

De schrijvers Starr en Snyder brachten 'n deel van de winter 1898-1899 door in Het Noorden van Mexico. David Star was in zijn tijd "de" autoriteit op het gebied van N. Amerikaanse vissen en Otterbein Snyder was een voormalig student van Starr, op dat moment inmiddels meer vriend en collega. Ze besteedde er hun vrije tijd aan de vangst en classificatie van de Noord-Mexicaanse visgemeenschap. De beschrijving bevat 'n paar opmerkelijkheden. Ten eerste wordt de vis in Neetroplus geplaatst en niet in Heros. Dit werd op grond van gebitskenmerken gedaan. Op zich best bijzonder want het zou de enige vertegenwoordiger van dit geslacht boven “Punta del Morro” zijn (een vulkanische barrière, die voor duizenden jaren lang de vissen tussen Noord en Zuid Mexico gescheiden hield). De auteurs laten dit onvermeld. Wat ook onvermeld blijft is de sprekende gelijkenis met H. cyanoguttatus, dit kan een Ichtyoloog als David Starr nauwelijks zijn ontgaan. Maar het wordt pas echt vreemd als in dezelfde beschrijving zelfs melding wordt gemaakt van de vangst van H. cyanoguttatus, notabene uit hetzelfde water als de H. carpintis Nml. de Laguna del Carpintero. En de volgende passage uit de beschrijving maakt het er allemaal niet echt beter op. “Many specimens of the larger species were obtained, by visiting the Tampico markets” ;)

Literatuur: 

-- Pérez-Miranda F. et al. 2016. Phylogeny and species diversity of the genus Herichthys
-- Salazar González M. 2007. An underwater meeting with Herichthys carpintis.
-- Miller M. 2005. Freshwater Fishes of Mexico.
-- Stawikowski R., Werner U. 1985. Die Buntbarsche Amerika's 1.
-- Staeck W. 1985. American Cichlids 2
-- Maza-Benignos M. 2005. Abrupt Change vs Moderate Graduality in a Transition Zone From Herichthys cyanoguttatus to H. carpintis. The Search for the Missing Link.
-- Pérez-Miranda F. et al 2017. Phylogeny and species diversity of the genus Herichthys (Teleostei: Cichlidae)
-- Jordan, David Starr & J. O. Snyder. 1899. Notes on a collection of fishes from the rivers of Mexico, with description of twenty new species.
-- Barboza et al. 1994. The fishes of northern and central Veracruz, Mexico
-- https://www.cichlidae.com/species.php?id=205
 

Beschrijving: 

Midden Amerikaanse Cichliden staan niet direct bekend om hun uitbundige voorkomen, maar  Herichthys carpinte, ook wel de Parelmoercichlide genoemd is hier de uitzondering die de regel bevestigd. Volwassen exemplaren hebben een bijna koninklijke uitstraling. De mantel van blauw-turquoise druppels, welke onder daglichtomstandigheden breken in alle denkbare kleuren, is werkelijk een lust voor het oog. De vlekken rijken bij sommige populaties tot over de schubranden. Een gedetailleerde beschrijving lijkt me hier verder overbodig, de foto's spreken voor zich. In de natuur worden de mannen zo'n 22 cm. Vrouwtjes blijven iets kleiner. In het aquarium bereiken de dieren echter gemakkelijk 25 cm. Deze vis is sterk verwant aan H. cyanoguttatus en sommige varianten zijn lastig van de Texas Cichlide te onderscheiden (zie hiervoor H. cyanoguttatus).

 

De variatie binnen H. carpintis is groot. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de isolatie die veel van zijn thuiswateren kenmerken. De bekendste vindplaatsen vinden we in en rond de stad Tampico. Dit zijn de kustlagunes, te weten Carpintero, Chairel, Escondida, Tortuga, Chila, Lagartero, Marland, en Pueblo Viejo. De dieren uit deze lagunes zijn over 't algemeen genomen wat hoger gebouwd dan hun neven en nichten uit de rivieren Rio Verde, Pánuco, Salto, Soto la Marina,  Pánuco, Tampaón, Valles, Moctezuma, Axtla, Tempoal en Tamesí. Bij de verzorging in het aquarium is het van belang dat we de verschillende varianten gescheiden houden. Alleen zo kan de authenticiteit behouden blijven. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Iedere kweeklijn krijgt vroeg of laat te maken met de gevolgen van inteelt. Vaak is inkruisen met een andere bloedlijn  dan nog de enige optie. En als de juiste variant op dat moment niet voor handen is... Op deze wijze zijn er al vele varianten gesneuveld en waarschijnlijk ook even zo velen in elkaar geknutseld. Wat dacht u van de H. carpintis “Vontehillo”, een in Amerika populaire variant. Heb de locatie van deze vis niet kunnen achterhalen, maar wie het weet mag 't zeggen.

 

Een andere bijzondere variant is die uit de Rio Soto Marina (zie foto's Thomas Kyrath). Dit lijkt 'n soort overgangsvorm tussen H. carpintis en H. cyanoguttatus. De Gelige basiskleur van H. cyanoguttatus met de grote vlekken van H. carpintis. Deze vis werd in 1903 door Fowler als een aparte soort gezien en beschreven als H. teporatis. 'N jaar later werd dezelfde vis door Meek weer als H. cyanoguttatus betiteld. Waarschijnlijk was de beschrijving van Fowler hem ontgaan. Pas in 1970 kwam de vis weer in de belangstelling en maakte Alvarez er een ondersoort van, 'n ondersoort van H. cyanoguttatus wel te verstaan. Het begrip “ondersoort” is echter enigszins taboe bij Taxonomen van neotropische Cichliden, dus toen Kullander in 2003 de kans kreeg maakte hij daar weer snel een eind aan. Bovendien zette hij er H. carpintis op de troon. Robert Rush Miller wees er in zijn in 2005 verschenen Magnum Opus stilletjes op dat de twee soorten H. carpintis en H. cyanoguttatus hier wel eens zouden kunnen hybridiseren. Dat weerhield De La Maza Benignos er niet van de oude naam weer uit de motteballen te halen, H. teporatus en dit keer weer als volwaardige soort. De laatste en meest recente revisie stamt uit 2015 waarbij Perez-Miranda de vis weer terugbrengt bij C. carpintis, maar met de kantekening dat er inderdaad, zoals Miller reeds voorspelde, bewijzen van hybridatie waren gevonden. Mogelijk is de variatie in de Rio Soto Marina groter dan we nu kunnen overzien en is de vis op de foto één van vele hoedanigheden. Er zijn momenteel gen-studies in voorbereiding om de evolutionaire Status van de Rio Soto Marina Herichthys verder te ontrafelen (Pérez-Miranda 2016)

Herkomst: 
Mexico
Verspreiding: 

De laaglandrivieren inclusief de vele lagunes in het mondingsgebied van de Rio Pánuco vormen het leefgebied van Herichthys carpintis (zie beschrijving). De populaties hogerop in het stroomgebied zoals de Rio Verde horen daar van origine niet thuis en kunnen dus feitelijk als exoten beschouwd  worden. De H. carpintis uit de rio Verde heeft bovendien Media Luna weten te bereiken alwaar hij een directe bedreiging vormt voor de H. labridens waarmee hij hybridiseert. En dit blijkt geen uitzondering. De laatste onderzoeken naar de soorten-diversiteit binnen het geslacht Herichtys (Pérez-Miranda F. 2016), laten zien dat Hybridisatie binnen dit geslacht veel voorkomt. Bovendien beschikken de verschillende soorten waaronder ook H. carpintis over grote fenotypische variatie. Dit is variatie die wordt veroorzaakt door verschil in externe ecologische factoren. Zo zijn de dieren uit de kustlagunes over het algemeen hoger en compacter gebouwd dan die uit het snel stromende water van de Rio Verde en hebben de dieren die voornamelijk vegetarische kost tot zich nemen 'n ander gebit dan de populaties die veel slakken eten. Het milieu oefent invloed uit op de uiteindelijke verschijningsvorm. Zo heeft ook de kleur van de dieren vaak met abiotische factoren (oa. in water opgeloste mineralen en voeding) te maken, enz enz. Al deze factoren samen, maken classificatie er niet gemakkelijker op. Het lijkt er sterk op dat iedere zijrivier of lagune die een H. carpintis herbergt, er zijn eigen variatie heeft gecreëerd.
 

Voedsel: 

Omnivoor. Er is weinig dat H. carpintis niet lust. 'n echte opportunist dus, die iedere voedselbron in zijn habitat weet te benutten. Insecten en hun larven, visseneieren en jonge visjes, slakken, planten, fruit, algen en detritus, alles wordt verorberd. Juan Artigas heeft waargenomen dat jonge dieren meer geneigd zijn het bodemsubstraat af te zoeken naar insecten en larven. De reden van dit verschil in foerageergedrag is niet helemaal duidelijk maar zou verklaard kunnen worden door de hogere eiwitbehoefte die jongen dieren hebben ten opzichte van de volwassenen.

Kweek: 

Broedgegevens van Artigaz Azas. 2008. Overgenomen van Cichlidroom.

 

Het broedseizoen komt normaliter eind maart op gang, iets later dan de Labridense-groep en eindigt begin Augustus. Mannetjes ontwikkelen tijdelijk 'n voorhoofdsbult die samen met de opvallend iriserende groen blauwe vlekken de vrouwtjes naar hun nieuw gevormde territoria moeten lokken. Deze zijn altijd gevestigd rond 'n rots, doorgaans in Kolonies, gevormd door meerdere paren in stromings-luwe plekken. Mannen vanaf 10 cm nemen deel aan territoriumvorming, alhoewel deze wel genoegen moeten nemen met de de randen van de kolonie of gedwongen zijn op afgelegen gebieden te broeden.

 

Vrouwtjes voelen zich snel aangetrokken tot de territoria van de man en de verticale vlakken van de rotsen zijn het geprefereerde substraat om zich voor te bereiden tot afzetten. Hoe groter de rots hoe beter. Op dit moment ontwikkelen de dieren een opvallend patroon van zwarte banden op de achterste helft van de flanken en een fluweelzwarte kleur in het onderste deel van het lichaam, van de basis van de staartvin helemaal naar de onderlip. De voorste helft van het lichaam kleurt wit, terwijl de voorste stekels van de rugvin een mooie roze-kleuring ontwikkelen.

 

Vrouwtjes kiezen altijd 'n groter mannetje. Hoe groter hoe beter, en het is niet ongebruikelijk om koppels te zien waarbij het mannetje dubbel zo groot is als het vrouwtje. Koppels hebben constant een interactie met de buren. De afzetplaats wordt zorgvuldig schoongemaakt van vuil en of algen. Enkele uren voor het paaien worden de witte geslachtspapillen zichtbaar. Eieren zijn zalmkleurig, ovaal en 2 mm lang. Een legsel van 'n volwassen koppel kan gemakkelijk meer dan 1000 eieren bevatten die twee dagen lang  door het koppel bewaakt worden totdat ze uitkomen. Het vrouwtje blijft dicht bij de eieren om ze te bewaaieren en het mannetje verjaagt ondertussen de indringers. Van tijd tot tijd worden de rollen even omgedraaid.

 

In de incubatietijd zijn de koppels ook druk met het uitgraven van nestkuilen. Deze zijn ongeveer 10 cm  breed en diep en larven worden van de ene kuil naar de andere verhuist,  kennelijk met het doel nachtelijke rovers zoals Ictalurus sp.  op een dwaalspoor te brengen. Vijf dagen na het uitkomen is de dooierzak opgebruikt en beginnen de jongen zich te roeren. N dag later zwemmen de jongen vrij maar dicht bij de moeder. Het mannetje blijft op iets grotere afstand en beschermt het territorium. De jongen zwemmen in cirkelende beweging van achteruit over hun broertjes en zusjes naar voren toe. De jongen onderin de school pikken voortdurend in het sediment of de rotsen die ze passeren.

 

De vader dirigeert de beweging en het vrouwtje volgt, terwijl zij op haar beurt de jongen stuurt dmv. het schudden van haar lichaam en hard openen en sluiten van haar vinnen. Coördinatie is nu belangrijk omdat Astyanax Mexicanus altijd nabij is en niet zal aarzelen profijt te trekken uit twijfelachtig gedrag van broedparen. Zij zijn in staat om een compleet legsel binnen enkele seconden te consumeren. De jongen worden bewaakt tot ze ongeveer 2 cm groot zijn waarna ze beetje bij beetje hun eigen weg gaan en zich verstoppen tussen rotsen en vegetatie in de ondiepere gedeelten van hun leefgebied, totdat ze een pre-adolecente afmeting bereiken en aan hun eigen sociaal leven beginnen

Aquarium: 

H. carpintis wordt al lange tijd in aquaria gehouden. Deze aquariumstammen hebben dezelfde hoge tolerantiewaarden als we kennen van H. cyanoguttatus. Ook H. carpintis wordt in Europa soms in buitenvijvers gehouden en mogelijk is de zout-tolerantie van deze vissen zelfs nóg hoger dan bij H. cyanoguttatus. Maar pas op. Dit geldt zeker niet voor alle varianten. Wildvang kan, afhankelijk van zijn specifieke herkomstgebied, heel anders reageren. Voor een adequate verzorging is het daarom van belang te weten waar de dieren vandaan komen. Het maakt nml. nogal wat uit of de vissen afkomstig zijn uit het stilstaande, brakke water van de kustlagunes of uit het helder stromende water van de Rio Moctezuma. Doe dus altijd navraag naar de herkomst en richt het aquarium daarop in. Maar eigenlijk geldt dit natuurlijk voor alle vissen. Verdiep je eerst in de vis. Waar komt hij vandaan, wat is zijn rol en onder wat voor omstandigheden is hij geëvolueerd tot wat hij nu is? Aquariumhouden wordt zoveel leuker en interessanter als je je eerst in dit soort zaken verdiept vóórdat je vissen aanschaft. Deze vissen laten zich het best groepsgewijs houden in een groot aquarium (vanaf 2 mtr) Beginnen met jonge dieren en dan langzaam decimeren totdat je 'n kleine min of meer stabiele (aan elkaar gewaagde) groep dieren overhoud.
 

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: