Xenotilapia singularis (BOULENGER, 1914)

tekst en foto: Bart Jansen
Etymologie: 

Xeno betekent vreemd, tilapia is afgeleid van "thiape", het woord voor vis in de inheemse Tswana-taal. Singularis betekent zoveel als "enig in zijn soort".  

Referentie: 

Boulenger, G. A.; 1914; "Mission Stappers au Tanganyika-Moero. Diagnoses de poissons nouveaux. I. Acanthoptérygiens, Opisthomes, Cyprinodontes"; Revue de Zoologie et Botanique Africaines; pp. 442-447.  

Literatuur: 

Konings, A., Tanganyika Cichlids in their Natural Habitat, Cichlid Press, 1998, p. 227-231
www.cichlidae.info/gallery/species.php?s=1532  

Beschrijving: 

Voor veel mensen zal deze vis bekend zijn als Xenotilapia sp. "ochrogenys Ndole". Deze tot voor kort onbeschreven soort was tot dan de type-aanduiding voor een Xenotilapia die weliswaar leek op de ochrogenys (ochro=geel, genys=onderkaak), maar ontbeerde de gele...jawel...onderkaak. Daarnaast had de variant, die in 1998 voor het eerst opdook in de literatuur (Konings, 1998), een serie zwarte stippen op de flank. Thomas Andersen onderzocht de verschillen tussen X. ochrogenys en X. sp. "ochrogenys Ndole" en kwam tot de conclusie dat laatstgenoemde inderdaad een andere soort moest zijn. In 2007 werd de soort beschreven als Xenotilapia singularis. In tegenstelling tot wat de type-aanduiding doet vermoeden, komt deze vis niet slechts voor in Ndole Bay, Zimbabwe, maar strekt het gebied waar de vis gevonden wordt zich uit van de zuidelijke kust van de Dem. Rep. Congo tot tenminste de grs met Tanzania (Kalambo). Er zijn verschillen gesignaleerd tussen de verschillende populaties. Afgebeeld is X. singularis 'Mzuri'. (vindplaats onbekend, wellicht refererend aan de Tanzaniaanse plaats Muzi?). X. singularis is een tot 12 cm. metende cichlide, aangepast aan het leven op de zandbodem. De zwemblaas is van weinig betekenis meer, zodat deze vis in rust op de bodem ligt en in open water continu moet 'werken' om niet naar de bodem te zinken. Het mannelijke dier is fraai gekleurd, de vrouw blijft iets kleiner en is egaal wit/beige gekleurd. De flanken hebben blauw-groen iriserende schubben en ook een parelmoerglans. Op het bovenste deel van de flank is een rij van 5 zwarte vlekken zichtbaar, waarvan de middelste drie het diepst kleuren. Onder deze rij van zwarte vlekken is een onduidelijke lijn van geel gekleurde schubben zichtbaar. De ruvin is iriserend blauw met een brede gele zoom; in het blauw is een serie van ca. 8 ovale gele vlekken met een donkere rand zichtbaar. De anaalvin heeft enkele vlekken die aan eivlekken doen denken, aan de onderzijde is een gele en vervolgens brede bruinzwarte zoom zichtbaar. De staartvin bevat een zwarte vlek aan onder- en bovenzijde. Op de foto is een mannelijk exemplaar zichtbaar die zijn keelzak groot maakt om een vrouwelijk dier te imponeren.  

Herkomst: 
Tanganjikameer  
Verspreiding: 

Zuidelijke deel van het meer, van de zuidelijke kust van de Dem. rep. Congo tot tenminste de grens van Zimbabwe met Tanzania.  

Gedrag: 

In tegenstelling tot een aantal andere Xenotilapia-soorten, vertoont deze vis enerzijds een schoolgedrag, anderzijds kunnen de mannelijke exemplaren sterk territoriaal zijn en geen enkele andere man in de omgeving dulden. In het aquarium moet hiermee terdege rekening worden gehouden: zelfs in een aquarium van 2 meter gebeurt het dat een tweede of derde man van de bodem verjaagd worden, ondanks optische barrières zoals rotspartijen of plantengroepen. In een aquarium van minder dan 2 meter is een harem met 1 man en verschillende vrouwen dan een prima oplossing. Deze Xenotilapia-soort is sterk aan de bodem gebonden. Vanwege hun gedrag (in het Nederlands worden Xenotilapia's ook wel "zandhappers" genoemd) is het zaak deze dieren op een zandbodem te houden. De vissen nemen steeds opnieuw een hap zand van de bodem en zeven dit zand via de kieuwen. Eetbaars zoals insectenlarven, kleine kreeftachtigen en andere diertjes worden zo gegeten. Xenotilapia's staan bekend als stressgevoelige vissen. Als er handelingen in het aquarium worden uitgevoerd, schieten ze pijlsnel door het aquarium, zich daarbij niet zelden beschadigend. Ook kunnen ze hoog en ver uit het aquarium springen.  

Voedsel: 

Met het zandzeefgedrag worden veel kleine dieren gegeten. Op menu van deze vissen staat dan ook vooral veel klein dierlijk materiaal. Vlokken met een hoog eiwitgehalte zijn welkom, maar diepvriesvoer als cyclops is ook zeer welkom.  

Kweek: 

De kweek van deze maternale muilbroeder is niet moeilijk. Het mannetje werpt op de bodem een walletje op. Temidden van deze wal wordt met veel gepronk, waaierend zwemgedrag en ander uiterlijk vertoon een vrouwtje verleid tot het afzetten van eitjes. Dat geschied in meerdere series, waarbij het vrouwtje de eitjes in de bek neemt. Na 3-4 weken worden de jongen uitgespuwd. Als het vrouwtje bij de broedzorg gestoord wordt, of het gezelschap bestaat uit vissen die de vis weinig rust geven, dan zal ze de jongen te lang dragen. Er worden uiteindelijk sterk vermagerde en uitgeputte jongen uitgepuwd die moeilijk op gang komen en meestal sterven. Indien er wel levensvatbare jongen zijn, dan doen deze het het best op een bodem van fijn zand, waar ze fijn voer en Artemia-naupliën voorgeschoteld krijgen.  

Aquarium: 

Afhankelijk van de samenstelling van de groep, kunnen deze vissen in een aquarium vanaf 1.50 meter lang. Het grootste deel van de bodem moet vrij zijn van stenen en planten om deze zandhappers het best tot hun recht te laten komen. Bij ietwat gedimde verlichting zijn de kleuren het mooist. De bodem moet bedekt zijn met fijn zand. Brekerszand bestaat uit fijne steensplinters en is niet geschikt als bodembedekking.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: