Lamprologus similis (BÜSCHER, 1992)

tekst: Bart Jansen - foto: Bart Jansen
Etymologie: 

Uitleg voor de geslachtsnaam, die in het leven werd geroepen door Schilthuis bij de beschrijving van Lamprologus congoensis:  Schilthuis heeft, zoals destijds gebruikelijk, geen verklaring gegeven voor de naam Lamprologus. Aangenomen wordt echter dat zij een combinatie voor ogen had die uit twee woorden bestond. "lampros" betekent "glanzend", terwijl "logus" de verlatijnsde versie is van "logos". Logos in dit verband te verklaren als een verbastering van logisch. Kennelijk vond zij het logisch dat de flanken van L. congoensis schitteren in het zonlicht. Similis betekent "gelijkend", wellicht verwijzend naar de sterk gelijkende "Lamprologus" multifasciatus.  

Referentie: 

Die Aquarien- und Terrarien-Zeitschrift 45 (5); p 520-525  

Literatuur: 

Tanganyika Cichlids in their Natural Habitat (Konings, 1998)  

Beschrijving: 

"Lamprologus" similis is een zeer kleine cichlide, ze worden 4-5 cm. groot. De mannetjes worden iets groter dan de vrouwtjes. Ze leven in en rond slakkenkerkhoven, alwaar elke vis een "eigen" slakkenhuis betrekt dat voorheen aan een Neothauma-slak behoorde. De slakkenkerkhoven ontstaan doordat de hardheid van het water belet dat de uit kalk opgebouwde slakkenhuizen oplossen. De vis is getooid met 16 tot 24l donkerbruine dwarsstrepen, naar boven en naar achteren doorlopend op de vinnen. De voorste streep bevindt zich op de kop, net achter het oog. De rugvin heeft een donkere rand met daarbinnen een contrasterende witte streep. De aarsvin heeft een gele zoom. De ogen zijn meestal lichtblauw van kleur.  

Herkomst: 
Tanganjikameer  
Verspreiding: 

Zuidelijke deel van het meer, met uitzondering van de Zambiaanse wateren  

Gedrag: 

Vrij kalme soort, blijft meestal in de buurt van het slakkenhuis dat hij/zij bewoont. Binnen de groep kunnen enige schermutselingen voorkomen. Naar andere vissen kan de soort agressie vertonen wanneer er eitjes of jongen in het slakkenhuis aanwezig zijn. Het zijn driftige gravers, de aangeboden slakkenhuizen zullen al snel voor meer dan de helft ingegraven zijn.

Voedsel: 

Alleseter, met een voorkeur voor klein levend voer, zoals insektenlarven en kleine kreeftachtigen.

Kweek: 

"Lamprologus" similis is vrij gemakkelijk tot nakweek te brengen: in een aquarium waarin voldoende slakkenhuizen aanwezig zijn (denk aan gemiddeld 2 per vis) kan een kleine groep of kolonie van deze vissen worden geplaatst. Indien de medebewoners de vissen voldoende met rust laten, zullen al snel een man en vrouw het slakkenhuisje van de vrouw opzoeken om daar een klein aantal eitjes af te zetten. De jongen komen na enkele dagen uit, en na nog een paar dagen zwemmen zij vrij in en om het slakkenhuis. De jongen eten al het fijne voer dat met de stroming wordt langsgevoerd. Stofvoer en Artemia-naupliën zijn goed geschikt.  

Aquarium: 

Een soortaquarium met een kleine kolonie kan al vanaf 60 cm. voorruitlengte. Indien er meerdere soorten vissen in een groter aquarium gehouden worden, dan moet er voor deze vissen een voldoende groot aantal slakkenhuizen (ter grootte van escargots) beschikbaar zijn. Bij voorkeur bijeen op het zand en niet in de directe nabijheid van een rotspartij. Vanwege hun graafgedrag is het af te raden grotere bodemdeeltjes dan zand te gebruiken. Deze vissen hebben de waterkwaliteit nodig die gangbaar is voor Tanganjika-cichliden.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: