Amatitlania nigrofasciatus (GÜNTHER 1867)

Tekst Rene Beerlink, foto's Stanmar Wikipedia, Bas Pels
Etymologie: 

Amatitlania, afgeleid van het type plaats van het type soort "Amatitlán" betekent, een plek van overvloed in amate" in het Nahuatl. "amate" is een soort van papier gemaakt van de bast van Ficus petiolaris of Ficus indica.

 

Nigrofasciatus betekent zwart gestreept.

Referentie: 

Omdat er recent veel is gebeurd  rond de systematiek van Amatitlania nigrofasciatus vindt u hieronder een kort overzicht met de verantwoording voor de hier gemaakte keuzes.

 

Nadat Günther de vis in 1867 beschreef slaan we even voor het gemak 134 jaar over en pakken de draad in 2001 weer op. In dat jaar komt Allgayer met zijn nieuwe geslacht Cryptoheros waar hij de nigrofasciatus ook toe rekent. Dit voorstel werd vooral in wetenschappelijke kring niet erg hoog gewaardeerd. Toch krijgt het geslacht in 2007 onverwacht bijval. Schmitter-Soto publiceert in Zootaxa zijn langverwachte revisie van het geslacht Archocentrus. Onze Convict echter, werd in vier verschillende soorten gesplitst en in een apart geslacht ondergebracht, “Amatitlania”. De vraag die onder hobbyisten speelde was of Schmitter-Soto hier niet een beetje te voortvarend te werk was gegaan. Zijn de verschillen tussen de soorten groot genoeg om de vissen ook daadwerkelijk verschillende richtingen uit te laten evolueren?  Velen denken van niet. Vissen met een groot verspreidingsgebied (zoals onze Convict's) bezitten logischerwijs veel variatie. De lokale omstandigheden binnen 'n groot verspreidingsgebied zijn natuurlijk niet overal gelijk en de specifieke aanpassingen hierop leiden automatisch tot verschillende genotypes. Daar komt nog eens bij dat nooit helemaal duidelijk is (tenzij een populatie sterk geïsoleerd leeft) waar nu precies de grenzen liggen. De praktijk leert ons dat soorten vaak met tussenvormen geleidelijk in elkaar overgaan. De reden dat wij hier toch in de opdeling meegaan is  heel simpel “omdat er niet zoveel te kiezen valt”. Na jaren van tegensputteren zien we nu dat de ichtho-literatuur langzaam overstag gaat en de verschillende soortjes gaat benoemen.  En omdat de nomenclatuur bovenal tot doel heeft wereldwijd te kunnen communiceren kan de NVC hierin natuurlijk niet achterblijven.

 

Zou het dan niet logisch zijn om dan ook de geslachtsnaam Amititlania (zoals Schmitter-Soto voorstelde) te gebruiken? Wie A zegt moet B zeggen. Dat klinkt logisch maar ik zal motiveren waarom dit hier niet is gebeurt. Er werden door Schmitter–Soto drie argumenten genoemd om de Convict's een eigen geslacht te geven en alle drie hadden die betrekking op de tekening. Volgens velen een erg zwak argument om zo'n groot gat in het geslacht Cryptoheros te slaan. Hobbyisen waren sinds de eerste vangreizen in de jaren 70 allang bekent met de grote morfologische variatie van het geslacht Cryptoheros. Onderzoekers daarentegen moeten conclusies trekken aan de hand van een beperkt aantal types. Niet zelden hebben zij weinig ervaring met hetgeen ze onderzoeken, wat doorgaans de objectiviteit ten goede komt, maar soms ook tot ongewenste resultaten leidt. Het besluit om de convict-groep uit Cryptoheros te halen werd dan ook (vooral door hobbyisten) wereldwijd bekritiseerd, maar omdat het onderzoek verder geheel volgens de regels was verlopen was er weinig tegen in te brengen. Althans niet door de hobbyisten.

 

De wetenschap echter kwam 'n jaar later met een ander onderzoek. Oldrich Rican publiceerde toen de resultaten van een verwantschapsonderzoek bij M. Amerikaanse Cichliden. (Rican ed al. 2008. Phylogenetic relationships of Middle American Cichlids). Dit onderzoek betrof véél meer soorten en er werden véél meer factoren (zowel genetisch als morfologisch) meegenomen. Rican kwam tot de conclusie dat Amitlania nigrofasciatus en Cryptoheros spilurus zustersoorten zijn!  En zustersoorten kunnen natuurlijk niet in een verschillend geslacht zitten. Rican deed hier overigens nog een schepje bovenop, want wat hem betreft werden alle kleine Midden-Amerikaantjes samengevoegd in Hypsophrys, maar dit voorstel vindt (vooralsnog) geen navolging.

 

Zo zijn we van Amatitlania dus weer terug bij Cryptoheros en dat is maar goed ook want de Convict's bewonen niet alleen dezelfde biotopen, maar hebben bovendien hetzelfde gedrag, dezelfde voortplantingsbiologie en dezelfde leefwijze als alle andere Cryptoherossen. Ze delen ook het voor Cryptoheros  unieke omgekeerd diformisme (vrouwtjes zijn mooier) en zelfs de unieke wijze waarop Cryptoherossen hun jongen voeren (het met de borstvinnen omwoelen van de bodem) hebben ze met dit geslacht gemeen. Kortom, vele  factoren wijzen erop dat convict's verwant zijn aan de overige Cryptoherossen. Teveel om convergente ontwikkeling te veronderstellen. En daarom plaatsen wij (in navolging van Juan Artigas, Cichlidroom 2009) de Convict in Cryptoheros.

 

 

Literatuur: 

Dr. Rüdiger Riehl, Hans A. Baensch 1982. Aquarien Atlas. Blz 690-691.
 

Beschrijving: 

Een beschrijving van deze vis lijkt bijna overbodig.  De  “Convict” zoals de vis (vanwege zijn gevangenispakje) ook wel genoemd wordt, behoord tot de bekendste Cichliden ter wereld maar mag  volledigheidshalve natuurlijk niet ontbreken. Bovendien is de Convict onlangs opgesplitst in 4 verschillende soorten en de determinatie van die soorten is geen sinecure. Vaak gaat het hierbij om inwendige factoren als darmen en botjes waar wij als aquariumhouders natuurlijk niet zoveel aan hebben. Tenminste.., ik ken geen liefhebbers die een extra exemplaar kopen om deze thuis te fileren ten einde “de soort” vast te stellen. Zichtbare kenmerken heb ik hier (in zoverre mij bekend) bij de individuele soorten vermeld maar zijn vaak minimaal. Daarbij is het bestaan van tussenvormen (vanwege het aaneengesloten verspreidingsgebied) goed mogelijk. Zelfs vormen waar we het bestaan nu nog niet van kennen. Zo heeft Rusty Wessel nog niet zo lang geleden een prachtige soort cq variant ontdekt welke bekend werd onder de naam“Honduras Red Point” maar tot op heden (19-9-2014) is deze nog niet wetenschappelijk ingedeeld.

Het mannetje van C. nigrofasciatus is voornamelijk grijs met 6 tot 8 (afhankelijk van wat je mee telt) donkere dwarsbanden. Hij wordt groter dan het vrouwtje en de rug en aarsvin zijn puntiger en lopen vaak in filamenten (verlengde vinstralen) uit. Mannetjes kunnen in een aquarium een voorhoofdsbult ontwikkelen. Vrouwtjes zijn (vooral in de paartijd) kleurrijker. Zo ontwikkelen ze oranje en goudtinten op de buikpartij, turquoise in de anaalvin en blauw op de lippen. Ook de rugvin kan (afhankelijk van de vindplaats) verschillende kleuren vertonen. Vrouwtjes zijn over het algemeen contrastrijker en het bandenpatroon en onderlichaam kleurt (net als bij andere Cryptoherossen) in de paartijd donker. Ogen blauw-groen. Grote, maximaal 10 cm. vrouwtjes blijven kleiner.

Om C. nigrofasciatus te onderscheiden van C. kanna, C. siquia en C. Coatepeque, worden door Schmitter-Soto de volgende diagnostische kenmerken gegeven: C. nigrofasciatus is de enige soort met twee (vs. één) rijen schubben op de basis van de aarsvin. Het lichaam is ook minder hoog dan in C. kanna en C. siquia en de 4e band op de flank is niet Y-vormig zoals bij C. Coatepeque. Verder zijn er nog een paar inwendige verschillen maar deze laten we hier verder buiten beschouwing.

Herkomst: 
Guatemala, El Salvador, Honduras.
Verspreiding: 

C. nigrofasciatus is een echte Globetrotter. Dankzij onze hobby komt de vis zo'n beetje overal ter wereld voor en er bestaat zelfs een levensvatbare populatie in Europa . Hier en daar veroorzaakt de concurrentiedruk van C. nigrofasciatus ook problemen voor de plaatselijke fauna (Tippie et al.1991). Het oorspronkelijk verspreidingsgebied echter, is iets kleiner en is onlangs door Schmitter-Soto nog eens verder gespecificeerd. Het strekt zich uit over de landen Guatemala El Salvador en Honduras en is hiermee de meest Noord-Westelijke Convict. Om precies te zijn van Rio Suchiate (Guatemala) tot de Rio Sucio (El Salvador) aan de Pacific-zijde en van Rio Patuca (Honduras) tot Rio Jutiapa (Guatemala) aan de Atlantische zijde. Aldus de beschrijving van Smitter-Soto.

Deze laatste rivier, de Rio Jutiapa in Guatemala, is echter op geen enkele kaart terug te vinden. Er bestaat wel een plaatsje Jutiapa, in Guatemala maar deze bevind zich aan de pacific-zijde. Mogelijkerwijs is hier dus sprake van een foutje en bedoelde Schmitter-Soto de Rio Jutiapa in Honduras. Dit riviertje ligt zo'n 170 km van de Guatemalese grens en stroomt langs het gelijknamige plaatsje Jutiapa waar de rivieren Papaloteca en Jutiapa bij elkaar komen. Dat het om deze locatie gaat is des te aannemelijker omdat deze niet ver uit de buurt (60km) van de Rio Aguan ligt, een locatie die door veel andere auteurs wordt genoemd als de Noord-Westgrens van C. nigrofasciatus.

Volwassen dieren bewonen stromend water in ondiepe beken of de oeverzones van de wat grotere rivieren. Bij voorkeur boven een stenige bodem met veel holen en spleten waartussen de dieren de nodige beschutting vinden. Convict's zijn relatief tolerant voor koud water, een eigenschap die ze in staat stelt vulkanische bergmeren en beken tot op 1500 mtr. te koloniseren (Loiselle 1995). Ook in enkele lager liggende grote meren komt ze voor. Ook hier weer in de ondiepere oeverzones.

Hier 'n filmpje over de Convict in Europa: http://www.aquanet.tv/Video/138 

Gedrag: 

Cryptoheros nigrofasciatus deelt het van andere cryptoherossen bekende temperamentvolle gedrag. En dan met name wanneer ze eieren of jongen hebben.

Voedsel: 

Een echte alleseter. Wormen, kreeftjes, slakjes, insecten en hun larven, kleine visjes, maar ook plantaardig materiaal als algen en planten.

Kweek: 

Vrouwtjes hebben een voorkeur voor grote mannen (Gagliardi-Seeley 2009). En mannen hebben een voorkeur voor gekleurde vrouwtjes (Lee 2007). De 100 tot 150 eieren worden het liefst in een hol (dat wanneer niet voorhanden, vaak zelf gegraven wordt) afgezet en door beide ouders fanatiek bewaakt. Na gemiddeld 72 uur komen de eieren uit. Na nog eens vier dagen is de dooierzak opgeteerd en beginnen de jongen vrij te zwemmen. Ouders van C. nigrofasciatus stelen of adopteren vaak jongen van andere cichliden. Maar deze zijn dan altijd kleiner dan hun eigen jongen. (Fraser, 1993) Foerageren doen de dieren overdag. Dan trekt het schooltje onder strenge bewaking door de omgeving. De ouders voeden hun jongen door de bodem om te woelen. Het oriëntatievermogen is bij deze dieren goed ontwikkeld want s' avonds keert het hele gezelschap altijd weer terug naar het hol. De jongen worden dan één voor één naar binnen gespuugd. De ouders lijken hierbij precies te weten wanneer het donker wordt. Tijdens de nacht kruipen de jongen dicht opeen en worden door de ouders bewaaierd

In de natuur leggen de meeste vrouwtjes maar één keer per jaar (Wisenden,1995) en de hele broedzorg-cyclus wordt in 6 weken tijd afgewikkeld. In het aquarium echter zijn het net muizen. Het ene nest nog niet uit de luiers, of het andere al weer in de maak. De jongen op hun beurt kunnen binnen 6 maanden seksueel volwassen zijn.

Aquarium: 

Bij veel cichlidenliefhebbers staat deze vis aan de basis van hun hobby. Sinds de invoering in 1934 beleefde de Convict een zegentocht door aquariumland en is inmiddels niet meer weg te denken. In de loop der jaren zijn er talloze kweekvormen ontstaan, zoals geheel witte, gouden, roze en zelfs roze met zwarte stippen. Dit zijn allemaal zeer goed aangepaste sterke aquariumvissen en zodoende vaak (mis)bruikt als “beginnersvissen”. Het klopt dat je bij C. nigrofasciatus niet veel fout kunt doen, tenminste.., het zal niet snel fataal zijn. Desalniettemin heeft C. nigrofasciatus haar voorkeuren en bestaat er ook bij C. nigrofasciatus wel degelijk een verschil tussen “de vis in leven houden” en “de vis op de juiste wijze verzorgen”.

Je doet haar een plezier met een aquarium van minimaal één meter voor één koppel. Meerdere koppels in bakken vanaf 140. Met uitzondering van de meren-types houden de meesten van een flinke doorstroming. Dus zorg voor voldoende capaciteit aan pompen en filters.  Schuilplaatsen in de vorm van stenen en of hout zijn natuurlijk onontbeerlijk. Planten komen in het biotoop van C. nigrofasciatus weinig voor maar enkele grofbladige soorten zijn in het aquarium (mits goed verankerd) met C. nigrofasciatus wel mogelijk. In dit verband wil ik nog even wijzen op de behoefte aan groenvoer. U kunt schade aan planten voorkomen cq beperken door de dieren van plantaardig voer zoals sla ,spirulina of gekookte erwten te voorzien. Medebewoners zijn mogelijk en zelfs wenselijk maar moeten wel tegen een stootje kunnen. Bijvisjes moeten ook niet te klein zijn. Te denken valt aan volwassen zwaarddragers of Astynaxen. PH 7 – 8, Dgh 9 – 20, temp 24 – 27C. en regelmatige waterverversing. Zo zal deze vis zijn prachtige kleuren en bewonderingswaardige karakter tonen, want C. nigrofasciatus is alles behalve een grijze muis.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: 
synoniemen: 

Heros nigrofasciatus, Günther, 1867
Astronotus (Astronotus) nigrofasciatus, Eigenmann, 1893
Cichlasoma (Archocentrus) nigrofasciatum, Jordan et al, 1896
Astronotus nigrofasciatus, Eigenmann et al, 1903
Cichlosoma nigrofasciatum, Regan, 1905
Cichlasoma nigrofasciatum, Hildebrand, 1925
Archocentrus nigrofasciatus, Kullander et al, 1997
Cryptoheros nigrofasciatus, Allgayer, 2001
Amatitlania nigrofasciata, Schmitter-Soto, 2007