Labeotropheus fuelleborni AHL 1927

Tekst: Johan Verheesen - foto: Johan Verheesen  
Etymologie: 

Labeo = met grote lippen, tropheus = uit het Grieks tropaion: trofee, fuelleborni = Dr. Fülleborn  

Referentie: 

Maréchal, C. 1991. (Ref. 5652)  

Literatuur: 

Ad Konings,, Cichlidae 15(3):juni 1989. Ad Konings,, Back to Nature Gids voor Malawi cichliden 2e oplage., Ad Konings,, Malawi cichliden in hun natuurlijke omgeving 1e druk.  

Beschrijving: 

Met een lengte van 18 cm is L. fuelleborni de grootste Mbuna van het Malawimeer. Evenals L. trewavasae, de andere soort van de Labeotropheus familie heeft deze een onderstandige muil en een “grote neus’. Doordat deze vlezige “neus” ver over de bek gegroeid is vormt deze, tesamen met een verharde “kin” een steunpunt die contact maakt met het substraat. De neus ontwikkelt zich naarmate deze meer gebruikt wordt wanneer de vis het substraat van de stenen te trekt. Het lichaam van de L. fuelleborni is zijdelings afgeplat waardoor het samen met de opgezette rugvin, die als een soort zeil dient, voorkomt dat de vis met de golfbewegingen meeschommelt. Dit maakt dat de L. fuelleborni ook beter voor het leven in het turbulente water is gebouwd dan de L. trewavasae met zijn cilindervormige lichaam. Kleuren verschillen naar gelang de geografische variant. Voor beide Labeothropheus soorten geldt dat er overeenkomsten zijn in kleurpatronen. Het eerste kleurpatroon is geheel blauw, het tweede kleurpatroon blauw met rode of oranje rugvin. Het derde patroon wordt gevormd door geel, oranje, of roestbruin gekleurde flanken. De kleur van de flanken zet zich voort op de buik en op het dorsale deel van het lichaam. Bij de vrouwtjes geldt dat deze over de populaties heen vuilbruin tot grijsbruin zijn. Daarnaast is er de oranje gevlekte vorm (OB-vorm) en een oranjerode vorm (O-vorm) O en OB-mannetjes, Marmelade Cats genoemd, worden zelden aangetroffen.  

Herkomst: 
Malawimeer  
Verspreiding: 

L. fuelleborni wordt waargenomen aan iedere rotskust in de bovenste lagen van rotsachtige biotopen die aan golfslag blootgesteld zijn en is ook dikwijls bij kleine groepjes rotsen op de zandbodem te vinden.  

Gedrag: 

Deze vis verdedigt zijn territorium tegen alle indringers maar vooral tegen rivalen. In het aquarium wordt dan ook ontraden om 2 mannetjes tesamen te houden. Zorg voor meerdere vrouwtjes.

Voedsel: 

Voedt zich in de natuur voornamelijk met de sedimentvrije Aufwuchs op de rotsen. L. fuelleborni is gespecialiceerd in het eten van draadalgen.Door zijn onderstandige muil kan hij grazen onder een hoek van ongeveer 30 graden ten opzichte van het substraat. De dikke “vlezige” neus wordt daarbij gebruikt als steunpunt en stelt de vis in staat om , zonder hard te moeten rukken, de algenstrengen van de rots te bijten. Hierbij laten ze duidelijke sporen na in de Aufwuchs. In het aquarium moet het dieet voornamelijk bestaan uit algen en spirulinavlokken en granulaat en af en toe aanvullend wat diepvriesvoer in de vorm van cyclops ed. Let op met eiwitrijk voer.  

Kweek: 

Een maternale muilbroeder waarbij uitsluitend het vrouwtje zich met de broedzorg bezighoudt. De Labeotropheus-soorten onderscheiden zich van de overige Mbuna’s doordat zij de eieren buiten de bek van het vrouwtje bevruchten. De eieren worden afgezet in holen die zich in het territorium van de man bevinden. Hierbij worden alle indringers fel verjaagd. Het legsel heeft gemiddeld zo’n 40 eieren.  

Aquarium: 

Minimum lengte is 150cm, een inhoud van 350l. ingericht met diverse rotspartijen en schuilmogelijkheden.

Stoplicht: 
Groen
Herkomstgebied: