Champsochromis caeruleus (BOULENGER, 1908)

Tekst: Johan Verheesen - foto: Hans Booij  
Etymologie: 

Uit het Grieks : champso, afgeleid van “Champsai” = krokodil, chromis = vis, caeruleus = uit het Latijn, blauw (broedkleur van het mannetje)  

Referentie: 

Maréchal, C. 1991 Champsochromis. p. 40-41. In: J. Daget, J.-P. Gosse, G.G. Teugels and D.F.E. Thys van den Audenaerde (eds.) Check-list of the freshwater fishes of Africa (CLOFFA). ISNB, Brussels; MRAC, Tervuren; and ORSTOM, Paris. Vol. 4.  

Literatuur: 

Ad Konings, Het cichliden jaarboek volume 3, 1993. Walter Deproost, Cichlidae 19 (1): februari 1993 23.  

Beschrijving: 

Het torpedovormige lichaam van Champsochomis caeruleus is slank, langgerekt en zijdelings afgeplat. De rug- en aarsvin zijn zeer lang en breed uitlopend. Het zachtstralige deel van de uitgegroeide mannetjes reikt tot halverwege de staartvin. Volwassen mannetjes zijn blauw tot groenblauw van kleur. De rugvin heeft een lichtblauwe zoom en het zachtstralige deel is veelvuldig voorzien van geelbruine ronde vlekjes, die tevens terug te vinden zijn op de staart- en aarsvin. Vrouwtjes en jonge exemplaren zijn zilvergrijs. Daarbij loopt een diagonale donkere streep vanaf de nek tot aan de basis van de staartvin. Mannetjes kunnen een lengte bereiken tot 35 cm. Vrouwtjes worden tot zo’n 28cm.  

Herkomst: 
Malawimeer  
Verspreiding: 

Deze rover heeft een groot verspreidingsgebied in het meer en wordt over het algemeen waargenomen op een diepte variërent van 15 tot 18 meter, maar wordt in de zuidwestelijke arm van het malawimeer ook wel aangetroffen tot op zelfs 55 meter diepte.  

Gedrag: 

Vanwege het roofzuchtige gedrag van deze vis is het niet aan te bevelen ze samen met kleinere soorten te houden. Het beste is om deze rover te houden met grote haplochromiden zoals Aristochromis, Buccochromis, Dimidiochromis, Ramphochromis, Stigmatochromis en Tyrannochromis.  

Voedsel: 

Deze piscivoor, heeft een voorkeur voor de Usipa (Engraulicypris sardella), het meersardientje. In het aquarium geven ze de voorkeur aan kril, garnalen, mosselen en Mysis, maar over het algemeen zijn het makkelijke eters die praktisch alles tot zich nemen. Het is wel aan te raden zo af en toe eens wat voedselvisjes in te zetten om het jagen niet af te leren.  

Kweek: 

In het meer zetten de dieren af op het zand van het overgangsbiotoop. De afzetplaats wordt door het mannetje gemaakt door met zijn lichaam een aantal malen over het zand rond te draaien. Het vrouwtje wordt in het vrije water aangebalst en vervolgens naar de afzetplaats geleidt, waar de uiteindelijke paring zich voldoet. Men dient er rekening mee te houden dat het mannetje in deze periode agressief is tegenover de medebewoners.

Aquarium: 

Het aquarium kan niet groot genoeg zijn, maar dient een minimale lengte te hebben van 200cm en een inhoud van 750 liter. Hierbij moet rekening gehouden worden dat het gaat om een soort die in het open water leeft en veel zwemruimte nodig heeft. Rotspartijen zijn van ondergeschikt belang.

Stoplicht: 
Oranje
Herkomstgebied: