Een kort verslag van de lezing over het Tanganjikameer door Heinz Büscher - NCD 2007

NVC

Lezing en dia's: Heinz Büscher
Heinz Büscher

Een kort verslag van de prachtige lezing van Heinz Büscher over het Tanganjikameer op de tweede NCD van de NVC.

Heinz Büscher doet iets unieks bij zijn bezoeken aan het Tanganjikameer. Bij elke Tanganjika-trip bezoekt hij zo veel mogelijk dezelfde lokaties. Dit stelt Büscher in staat om de bepaalde plekken te vergelijken met eerdere bezoeken. Zijn observaties leveren zodoende unieke theorieën op. Vaak met een (moleculair-)wetenschappelijke insteek.

De dia's van Büscher komen vooral van zijn reizen naar de omgeving van de havenstad Mpulungu. Zijn vroegere bestemming in Congo is door de burgeroorlog nu slecht toegankelijk.

Lamprologus callipterus
Lamprologus callipterus is een vrij veel onderzochte vissoort. De wetenschap interesseert zich vooral in dingen als: hoeveel slakkenhuizen verzamelt een grote man en heeft hij ook voorkeur voor een bepaald formaat van de slakkenhuizen? Verder wijst Büscher erop dat we drie soorten mannen kennen (!). De grote territoriale mannen, iets minder grote niet-territoriale mannen en dwergmannen. Het verschil tussen de laatste twee, is dat de niet-territoriale mannen uiteindelijk wel territoriale grote mannen kunnen worden. De dwergmannetjes kunnen nooit zo groot worden als de territoriale mannen. Het gaat vermoedelijk om een genetische component die voor deze dwergmannen zorgt. Het vermoeden bestaat dat er bij de vrouwelijke exemplaren van L. callipterus ook sprake is van een dwergvariant en een grotere variant. Ook bij andere vissen vinden we dwergvarianten (hierover later meer). Lamprologus callipterus
Verder is uit genetisch onderzoek bij de jongen van een territoriale L. callipterus man (dus een grote man met een aantal verzamelde slakhuisjes en meerdere vrouwtjes) gebleken dat het overgrote deel was bevrucht door de dwergmannen.De dwergmannen zitten vaak al in de schelp voordat het vrouwtje erin zwemt om eieren af te zetten. De dwergmannen hebben dus geen territorium en bevruchten stiekem de vrouwtjes van een grote territoriale man. Bij experimenten van Büscher in zijn eigen aquarium bleek bij kruising van dwergmannetjes en normale vrouwtjes dat er nog kleinere (= dwerg) vrouwtjes ontstonden.

Neolamprologus hequi
N. hequi is ook goed geobserveerd door Büscher. Wat opviel was de voorkeur voor grotere slakkkenhuizen van slakkensoorten die voorkomen op grotere diepte. (Dus geen Neothauma sp. schelpen). Een andere boeiende observatie van Büscher was het feit dat rondom de (vaak wat afgezonderd gelegen) schelpjes van de N. hequi veel takjes en planten te vinden waren. Het vermoeden bestaat dat de N. hequi actief deze dingen verzamelt om voor z'n slakkenhuisje te leggen. Andere populaties van N. hequi vertonen dit gedrag echter weer niet.

Enkele foto's van de verschillende zoetwatersponzen die het Tanganjikameer rijk is. Komisch is ook de spons op de Neothauma schelp van een slakhuiscichlide. Opmerkelijk is dat de spons inderdaad de ingang van het slakkenhuisje open heeft gelaten.


Lamprologus brevis
Zoals onder de aquarianen bekend is, bewoont een L. brevis stelletje vaak 1 schelp. Het vrouwtje gaat dan eerst in het schelpje, gevolgd door het mannetje. Deze schelp is opvallend groter dan de schelpen van bijvoorbeeld L. occelatus omdat ze de schuil- en broedplaats samen delen. Een wetenschappelijk vraagstuk is vervolgens: hoe bepaalt de L. brevis hoe groot de schelp moet zijn? Kan hij de grootte op een of andere manier vergelijken?

Malapterurus polli
Deze niet-cichlide, de Malapterurus polli, heette vroeger M. electricus. Maar na onderzoek bleek de in het Tanganjikameer voorkomende variant een zelfstandige soort te zijn.

Polypterus ornatipinnis
Bij deze niet-cichlide, Polypterus ornatipinnis, liggen de paaigronden waarschijnlijk zeer ver stroomopwaars van rivieren die in het Tanganjikameer uitmonden. Bij verder onderzoek bleek dat lokale vissers op het Tanganjikameer Büscher ook geen jonge exemplaren van de soort konden tonen. Dit zou bewijs kunnen zijn voor de theorie over de paaigronden van deze bijzondere vis. Opvallend aan deze niet-cichlide zijn ook de buikvinnen die als een soort 'pootjes' worden gebruikt. Ook de schubben zijn bijzonder en anders dan bij vissen/cichliden.

Hybriden en onbeschreven soorten
Büscher verbaast zich over de verwijten die kwekers soms krijgen omdat sommige vissen niet de ‘juiste’ kleuren en/of patronen hebben. Extreme variaties zijn veel te vinden bij cichlidensoorten, stelt Büscher. En dan betreft het vaak hele populaties met een afwijkende tekening en/of kleur.
Maar spreken we hier van hybriden, of betreft het een losstaande soort… Neem bijvoorbeeld dit Julidochromis-achtig visje:

Is het een hybride van J. regani en J. marlieri? Zou kunnen. Maar wellicht is het ook gewoon een onbeschreven cichlidensoort.


Ook C. frontosa heeft veel variatie in patroon. Behalve de bekende variatie van het aantal strepen zijn er meer variaties in patroon (zie foto rechts).

Een derde voorbeeld is een hele populatie C. brichardi met een duidelijke zwarte vlek in de rugvin (zie foto onder).
C brichardi

Behalve variatie in patroon zijn er ook variaties in kleur. Neem bijvoorbeeld deze (onbeschreven?) cichlide:

En wat dacht u van een hele populatie(!) Tropheus sp. met deze zeer opvallende kleur:
Tropheus sp.

Benthochromis tricoti
Benthochromis tricoti is ook een cichlide waar variatie in voorkomt. Behalve dat men nog steeds niet weet hoeveel soorten het Benthochromis geslacht telt, is er een grote variatie in paargedrag waargenomen. Waar de ene variant eieren afzet op een platte steen, zet een andere variant eieren af in een zelf gebouwde halve-kegelvormige berg zand.

Cyathopharynx kraters
Büscher vertelde ook over een experiment bij het nest van een vedervinnige cichlide: de Cyathopharynx foai. Wanneer de onderzoekers de krater van deze vis vergrootten, begon de vis de krater weer kleiner te maken. En bij een verkleining van de krater begon de C. foai juist de krater weer te vergroten. Ook hier is weer de vraag: hoe bepaalt C. foai deze precieze grootte van z’n krater?

Xenotilapia papilio – als stelletje!
De door Büscher zelf beschreven soort Xenotilapia papilio blijkt in de natuur veelal voor te komen in echte paartjes. Xenotilapia papilio heeft naast een ongewoon lange broedzorg (tot de jongen ruim 1cm zijn) nog iets unieks: het mannetje en vrouwtje blijven ook na het grootbrengen van de jongen nog bij elkaar. Het in het wild vormen van stelletjes is ongewoon voor de Xenotilapia soorten. Maar X. papilio blijkt dit dus te doen.

Bijzondere Lepidiolamprologus soort
Büscher heeft tijdens zijn duiken ook een habitat gevonden waar behalve de Lepidiolamprologus elongatus ook een sterk gelijkende andere soort/variant voorkomt. (Zie foto, afwijkende gele kleur van de anale vin). Het bijzondere aan deze variant (of onbeschreven soort ?) is de mogelijkheid tot aanpassen van de kleur en tekening. Het ene moment lijkt de vis sprekend op de L. elongatus, het andere moment is het een zeer sprekend lijkende imitatie van z’n prooi: een Paracyprichromis brieni.

Boulengerochromis microlepis
B. microlepis
Volgens Büscher is B. microlepis de smakelijkste vis van het hele meer! Maar behalve smakelijk is deze grote cichlide ook erg interessant. De gigantische nesten van zo’n 10.000 jongen eten namelijk zo veel, dat de B. microlepis ouders gedwongen worden af en toe te verhuizen met de hele kluit jongen. Dit maakt de B. microlepis de enige niet-territoriale substraatbroeder van het Tanganjikameer. Verder valt bij B. microlepis ook op dat de jongen zeer lang de bescherming van de ouders genieten. (Tot ruim 10cm grootte!)
Onderstaande afbeelding toont een unieke foto van een B. microlepis nest. (Vaak zitten de nesten op meer verscholen plekken).

B. microlepis eieren

Neolamprologus tetracanthus
De N. tetracanthus is ook onderdeel van Büschers onderzoek. Wat vooral opvalt aan deze soort is het voorkomen in meerdere habitats. Büscher heeft meer dan vier soorten nestplaatsen in de diverse habitats aangetroffen. Bijvoorbeeld: een holletje gemaakt van planten, een holletje onder een steen, in een groot slakkenhuis en in een gangetje in de modder (waarvan de ingang gestut met kleine schelpjes). Je zou ook hier natuurlijk weer van varianten kunnen spreken.

Slakken
Tanganjika slakken
Aan het eind van de lezing richt Büscher zich nog even op de niet-vissen uit het Tanganjikameer. Over de slakken, garnalen en andere invertebraten (dieren zonder ruggenwervel) is namelijk nog vele malen minder bekend dan over de vissen. De invertebraten zijn naar verwachting net zo uniek en divers als de cichliden. Op de foto’s zie je (onbeschreven) slakkensoorten.

Tanganjika slak

Tot slot nog een bijzonder plaatje: een röntgenfoto van de kop van een Telmatochromis soort. Gebruikt door Büscher om een nieuwe soort aan te tonen:
Telmatochromis rontgen

Ik heb absoluut genoten van de unieke lezing van Heinz Büscher. Ik ben zo accuraat mogelijk geweest in dit verslag maar foutjes kunnen er natuurlijk altijd insluipen. Het melden van eventuele onjuistheden word erg gewaardeerd!
De afbeeldingen zijn vanuit de zaal genomen met een fototoestel. De kwaliteit is daarom niet representatief voor de echte dia's. Die zijn vele malen mooier!

Verslag/samenvatting door: Melchior de Bruin
Tweede Nationale CichlidenDag: 23-9-2007

Herkomstgebied: